9.3.4 Signaalrelais
Pompen van 0,37 - 7,5 kW hebben één signaalrelais.
De fabrieksinstelling van het relais is Storing.
Pompen van 11-22 kW hebben twee signaalrelais. Signaalrelais 1
is fabrieksmatig ingesteld op Alarm, en signaalrelais 2 op Waar-
schuwing.
Kies in één van de onderstaande displays in welke van drie of zes
bedrijfsituaties het signaalrelais dient te worden geactiveerd.
0,37 - 7,5 kW
•
Gereed
•
Storing
•
Bedrijf
•
Pomp inbedrijf (alleen voor driefasenpompen, 0,55 - 7,5 kW)
•
Waarschuwing (alleen voor driefasenpompen, 0,55 - 7,5 kW).
11-22 kW
•
Gereed
•
Alarm
•
Bedrijf
•
Pomp in bedrijf
•
Waarschuwing
•
Smeer opnieuw.
Storing omvat activiteiten die resulteren in Storings-
melding. Waarschuwing omvat activiteiten die resul-
teren in Waarschuwing. Opnieuw smeren omvat
N.B.
alleen die ene afzonderlijke activiteit. Zie paragraaf
9.1.3 Storingsmeldingen
alarm en waarschuwing.
Voor meer informatie, zie paragraaf
naalrelais.
9.3.5 Druktoetsen op de pomp
De toetsen
en
op het bedieningspaneel kunnen op de vol-
gende waarden worden ingesteld:
•
Actief
•
Niet actief.
Indien ingesteld op Niet actief (vergrendeld) werken de toetsen
niet. Stel de toetsen in op Niet actief als de pomp moet worden
geregeld via een extern besturingssysteem.
426
11-22 kW
•
Gereed
•
Alarm
•
Bedrijf
•
Pomp in bedrijf
•
Waarschuwing
•
Smeer opnieuw.
voor onderscheid tussen
16. Signaallampjes en sig-
9.3.6 Pompnummer
Een nummer tussen 1 en 64 kan aan de pomp worden toege-
kend. Bij buscommunicatie moet aan elke pomp een nummer
worden toegekend.
9.3.7 Digitale ingangen
De digitale ingangen van de pomp (klem 1, afb. 5,
nen worden ingesteld op verschillende functies.
Kies één van de volgende functies:
•
Min. (min. curve)
•
Max. (max. curve)
•
Externe storing
•
Debietschakelaar
•
Drooglopen (van externe sensor)
(alleen voor driefasenpompen).
De geselecteerde functie wordt geactiveerd door het contact tus-
sen klemmen 1 en 9, 1 en 10 of 1 en 11 te sluiten. Zie afb. 5,
10.
Zie ook paragraaf
12.2 Digitale
Min.:
Wanneer de ingang is geactiveerd, werkt de pomp volgens de
min. curve.
Max.:
Wanneer de ingang is geactiveerd, werkt de pomp volgens de
max. curve.
Externe storing:
Wanneer de ingang is geactiveerd wordt een timer gestart. Als de
ingang langer dan 5 seconden is geactiveerd, wordt de pomp uit-
geschakeld en wordt een storingsmelding gegeven. Als de ingang
meer dan 5 seconden wordt gedeactiveerd zal de storingsvoor-
waarde stoppen, en kan de pomp kan alleen handmatig worden
herstart door de storingsmelding te resetten.
Debietschakelaar:
Als deze functie wordt gekozen, dan wordt de pomp uitgescha-
keld wanneer een aangesloten volumestroomschakelaar een
lage volumestroom detecteert.
Het is alleen mogelijk om deze functie te gebruiken als de pomp
met een druksensor is verbonden.
Als de ingang meer dan 5 seconden wordt geactiveerd, dan
neemt de ingebouwde uitschakelfunctie van de pomp het over.
Zie paragraaf
9.3.8
Uitschakelfunctie.
Drooglopen (alleen voor driefasenpompen):
Wanneer deze functie wordt geselecteerd, dan kan te lage voor-
druk of watertekort worden gedetecteerd. Hiervoor is het gebruik
van toebehoren nodig, zoals:
®
droogloopsensor
•
een Grundfos Liqtec
•
een drukschakelaar die aan de zuigzijde van een pomp is
geïnstalleerd
•
een vlotterschakelaar die aan de zuigzijde van een pomp is
geïnstalleerd.
Wanneer te lage voordruk of watertekort (drooglopen) wordt
gedetecteerd, dan wordt de pomp uitgeschakeld. De pomp kan
niet opnieuw inschakelen zolang de ingang geactiveerd is.
4
of 10) kun-
4
ingang.
en