9.3.13 Controle van motorlagers
(alleen voor driefasenmotoren)
De functie 'bewaking van motorlagers' kan worden ingesteld op:
•
Actief
•
Niet actief.
Wanneer de functie op Actief staat ingesteld, begint een teller in
de regelaar de gebruiksduur van de lagers te tellen. Zie paragraaf
9.2.7 Status van het smeren van motorlagers (alleen 11-22
De teller zal ook doorgaan met tellen als de functie
op Niet actief staat, maar er wordt geen waarschu-
wing gegeven als het tijd is om opnieuw te smeren.
N.B.
Wanneer de functie weer naar Actief wordt gescha-
keld, zal de geaccumuleerde afgelegde afstand weer
worden gebruikt om de tijd tot het opnieuw smeren te
berekenen.
9.3.14 Bevestiging van smering/vervanging van motorlagers
(alleen voor driefasenmotoren)
Deze functie kan worden ingesteld op:
•
Gesmeerd (alleen 11-22 kW)
•
Vervangen
•
Niets gedaan.
Wanneer de functie 'controle van lagers' is ingesteld op Actief, zal
de regelaar een waarschuwing geven wanneer de motorlagers
opnieuw dienen te worden gesmeerd, of dienen te worden ver-
vangen. Zie paragraaf
9.1.3
Storingsmeldingen.
Wanneer de motorlagers opnieuw zijn gesmeerd of zijn vervan-
gen, bevestig deze handeling dan in de bovenstaande display
door "OK" te toetsen.
Opnieuw gesmeerd kan niet worden gekozen gedu-
rende een periode na het bevestigen van het
N.B.
opnieuw smeren.
9.3.15 Stilstandverwarming (alleen voor driefasenmotoren)
De functie 'stilstandverwarming' kan op de volgende waarden
worden ingesteld:
•
Actief
•
Niet actief.
Wanneer de functie staat ingesteld op Actief, dan wordt er een
wisselspanning over de motorwikkelingen gezet. De aangelegde
spanning zorgt ervoor dat voldoende warmte gegenereerd wordt
om condensatie in de motor te voorkomen.
10. Instelling via PC Tool E-products
Speciale instellingen die afwijken van de instellingen die beschik-
baar zijn via de R100 vereisen het gebruik van de Grundfos PC
Tool E-products. Hiervoor is de assistentie van een servicetechni-
cus of specialist van Grundfos vereist. Neem contact op met
Grundfos voor meer informatie.
11. Prioriteit van instellingen
De prioriteit van instellingen hangt af van twee factoren:
1. besturingsbron
2. instellingen.
1. Besturingsbron
Bedieningspaneel
R100
Externe signalen
kW).
(signaal van extern setpoint, digitale ingangen, etc.).
Communicatie van een ander besturingssysteem
via bus
2. Instellingen
•
Bedrijfsmodus Stop
•
Bedrijfsmodus Max. (max. curve)
•
Bedrijfsmodus Min. (Min. curve)
•
Instelling van setpoint.
Een E-pomp kan tegelijkertijd worden bestuurd door verschil-
lende besturingsbronnen, en elk van deze bronnen kan verschil-
lend worden ingesteld. Het is daarom nodig om een volgorde van
prioriteit in te stellen voor de besturingsbronnen en de instellin-
gen.
Indien twee of meer functies tegelijkertijd worden
N.B.
geactiveerd, werkt de pomp volgens de functie met
de hoogste prioriteit.
Prioriteit van instellingen zonder buscommunicatie
Bedieningspaneel of
Prioriteit
1
2
3
4
5
Instelling van het set-
6
Voorbeeld: Als de E-pomp is ingesteld op de bedrijfsmodus Max.
(Max. frequentie) via een extern signaal, zoals een digitale
ingang, kan de E-pomp alleen in de bedrijfsmodus Stop worden
gezet met het bedieningspaneel of met de R100.
Prioriteit van instellingen met buscommunicatie
Bedieningspaneel
Prioriteit
of R100
1
2
3
4
5
6
Voorbeeld: Als de E-pomp werkt volgens een gewenste waarde
die via buscommunicatie is ingesteld, kan met de R100 of met het
bedieningspaneel de E-pomp in de bedrijfsmodus Stop of Max.
worden gezet. Het externe signaal kan de E-pomp alleen in de
bedrijfsmodus Stop zetten.
Externe signalen
R100
Stop
Max.
Stop
Max.
Min.
Min.
Instelling van het setpoint
point
Externe
signalen
communicatie
Stop
Max.
Stop
Instelling van het
Bus-
Stop
Max.
Min.
setpoint
429