5.3 Signaalkabels
•
Gebruik afgeschermde kabels met een aderdoorsnede van
2
min. 0,5 mm
en max. 1,5 mm
laar, digitale ingang, setpoint en sensorsignalen.
•
De kabelafscherming dient aan beide uiteinden van de kabel
met de behuizing verbonden te worden. De afscherming moet
zo dicht mogelijk bij de klemmen zitten. Zie afb. 11.
Afb. 11 Gestripte kabel met afscherming en draadaansluiting
•
De schroeven voor het bevestigen van de afscherming op de
behuizing dienen altijd te worden vastgedraaid ongeacht of er
wel of geen kabel aangesloten is.
•
Maak de draden in de klemmenkast van de pomp zo kort
mogelijk.
5.4 Busverbindingskabel
5.4.1 Nieuwe installaties
Als buskabel dient een afgeschermde 3-aderige kabel met een
aderdoorsnede van min. 0,2 mm
toegepast.
•
Als de pomp is aangesloten op een eenheid met eenzelfde
kabelklem als degene die op de pomp is gebruikt, dan dient de
afscherming met deze klem verbinding te maken.
•
Als de unit geen kabelklem heeft zoals weergegeven in
afb. 12, sluit dan dit uiteinde van de afscherming niet aan.
A
1
2
Y
3
B
Afb. 12 Aansluiting met een afgeschermde 3-aderige kabel
5.4.2 Een bestaande pomp vervangen
•
Als er een afgeschermde 2-aderige kabel is gebruikt in de
bestaande installatie, sluit deze dan aan zoals weergegeven in
afb. 13.
A
1
Y
2
B
Afb. 13 Aansluiting met een afgeschermde 2-aderige kabel
•
Als er een 3-aderige afgeschermde kabel is gebruikt in de
bestaande installatie, volg dan de instructies uit paragraaf
5.4.1 Nieuwe
installaties.
418
2
voor externe aan/uit-schake-
2
2
en max. 1,5 mm
te worden
Pomp
A
1
2
Y
3
B
Pomp
A
1
Y
2
B
6. Modi
Grundfos E-pompen zijn in te stellen en te regelen door middel
van bedrijfs- en regelmodi.
6.1 Overzicht van modi
Bedrijfsmodi
Normaal
Regelmodi
Ongeregeld
Constante
curve
1)
Voor deze regelmodus is de pomp uitgerust met een druksen-
sor. De pomp kan ook uitgerust worden met een temperatuur-
sensor, wat omschreven zou worden als constante tempera-
tuur in de regelmodus geregeld.
6.2 Bedrijfsmodus
Wanneer de bedrijfsmodus op Normaal wordt ingesteld, kan de
regelmodus op geregeld of ongeregeld worden ingesteld.
Zie paragraaf
6.3
Besturingsmodus.
De andere bedrijfsmodi die kunnen worden geselecteerd zijn
Stop, Min. of Max.
•
Stop: de pomp is gestopt
•
Min.: de pomp draait bij een minimaal toerental
•
Max.: de pomp draait bij een maximaal toerental.
Afbeelding
14
is een schematische weergave van min. en max.
curven.
H
Min.
Afb. 14 Min. en max. curves
De max. curve kan bijvoorbeeld gebruikt worden samen met de
ontluchtingsprocedure tijdens installatie.
De min. curve kan gebruikt worden in periodes waarbij een mini-
maal debiet nodig is.
Als de voedingspanning naar de pomp wordt uitgeschakeld, dan
wordt de instelling van de bedrijfsmodus opgeslagen.
De afstandsbediening R100 biedt extra mogelijkheden om de
pomp in te stellen en de status van de pomp weer te geven.
Zie paragraaf
9. Instelling met
Stop
Min.
Max.
Geregeld
Constante
1)
druk
Max.
Q
R100.