4
Stel scherp.
Druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen.
Het scherpstelpunt knippert groen terwijl
de camera scherpstelt. Als de camera kan
scherpstellen, wordt het scherpstelpunt
groen weergegeven; als de camera niet kan
scherpstellen, knippert het scherpstelpunt
rood (merk op dat fotograferen ook
mogelijk is wanneer het scherpstelpunt
rood knippert; controleer eerst de
scherpstelling in de monitor alvorens u gaat fotograferen).
Belichting kan worden vergrendeld door op het midden van de
x
secundaire selector (0 136) te drukken; scherpstelling
vergrendelt terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt.
A
Belichtingsvoorbeeld
Tijdens livebeeldfotografie kunt u op J
drukken om de resultaten van sluitertijd,
diafragma en ISO-gevoeligheid met
betrekking tot de belichting vooraf te
bekijken. Wanneer in het opnamemenu Stil is
geselecteerd voor Livebeeldfotografie, kan
de belichting met ±5 LW (0 138) worden
aangepast, al worden alleen waarden tussen
–3 en +3 LW in de voorbeeldweergave weergegeven. Merk op dat de
uiteindelijke resultaten van het voorbeeld mogelijk niet nauwkeurig
zijn bij het gebruik van flitsverlichting, Actieve D-Lighting (0 188),
High Dynamic Range (HDR; 0 190) of als bracketing actief is, A
(automatisch) is geselecteerd voor de Picture Control Contrast-
parameter (0 180) of p is geselecteerd voor sluitertijd. Als het
onderwerp zeer helder of zeer donker is, flitsen de
belichtingsaanduidingen om te waarschuwen dat het voorbeeld de
belichting mogelijk niet nauwkeurig weergeeft. Belichtingsvoorbeeld
is niet beschikbaar wanneer A of % is geselecteerd voor
sluitertijd.
50
Secundaire selector