Bij waarden anders dan ±0,0 knippert de 0
in het midden van de
belichtingsaanduidingen (alleen
belichtingsstanden e, f en g) en wordt in
de zoeker en het bovenste
bedieningspaneel een E-pictogram
weergegeven nadat u de E-knop ontspant. De huidige waarde voor
belichtingscorrectie kan worden bevestigd in de
belichtingsaanduiding door op de E-knop te drukken.
Normale belichting kan worden hersteld door de belichtingscorrectie
in te stellen op ±0,0. De belichtingscorrectie wordt niet teruggezet
wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
A
Belichtingsstand h
In de belichtingsstand h heeft de belichtingscorrectie enkel gevolgen voor
de belichtingsaanduiding; sluitertijd en diafragma veranderen niet.
A
Een flitser gebruiken
Bij gebruik van een flitser heeft de belichtingscorrectie zowel invloed op de
flitssterkte als op de belichting, waardoor de helderheid van zowel het
onderwerp als de achtergrond verandert. Persoonlijke instelling e4
(Belichtingscorr. voor flitser, 0 333) kan worden gebruikt om de effecten
van belichtingscorrectie alleen voor de achtergrond te beperken.
A
Zie ook
Zie Persoonlijke instelling b3 (Stap belichtings-/flitscorr., 0 321) voor
informatie over het kiezen van de beschikbare stapgroottes voor
belichtingscorrectie. Zie Persoonlijke instelling b4 (Eenv.
belichtingscorrectie, 0 322) voor informatie over het maken van
aanpassingen aan belichtingscorrectie zonder op de E-knop te drukken.
Zie pagina 140 voor informatie over automatisch variërende belichting,
flitssterkte, witbalans of Actieve D-Lighting.
Z
139