V
Belichting
Lichtmeting
Lichtmeting bepaalt hoe de camera de belichting instelt. De volgende
opties zijn beschikbaar:
Optie
Matrix: Produceert natuurlijke resultaten in de meeste situaties. De
camera meet een breed veld van het beeld en stelt de belichting in
volgens de verdeling van toonwaarden, kleur, compositie en met G-,
E- of D-type objectieven (0 401), afstandsinformatie (3D-
kleurenmatrixmeting III; met andere CPU-objectieven gebruikt de
L
camera kleurenmatrixmeting III waarbij 3D-afstandsinformatie niet is
inbegrepen). Met objectieven zonder CPU gebruikt de camera
kleurenmatrixmeting als brandpuntsafstand en maximaal diafragma
zijn gespecificeerd met behulp van de optie Objectief zonder CPU in
het instellingenmenu (0 236); anders gebruikt de camera
centrumgerichte meting.
Centrumgericht: De camera meet het gehele veld maar wijst het
grootste gewicht aan het middelste veld toe (als een CPU-objectief is
bevestigd, kan de grootte van het veld worden geselecteerd met
behulp van Persoonlijke instelling b6, Centrumgericht meetveld,
M
0 323; als er een objectief zonder CPU is bevestigd, heeft het veld
een diameter van 12 mm). Klassieke meter voor portretten;
aanbevolen bij het gebruik van filters met een belichtingsfactor
(filterfactor) van meer dan 1×.
Spot: De camera meet een cirkel met een diameter van 4 mm (circa
1,5% van het beeld). De cirkel wordt op het huidige scherpstelpunt
gecentreerd, waardoor het mogelijk is onderwerpen buiten het
N
centrum te meten (als een objectief zonder CPU wordt gebruikt of als
automatisch veld-AF in werking is, meet de camera het middelste
scherpstelpunt). Zorgt ervoor dat het onderwerp correct belicht
wordt, ook als de achtergrond veel helderder of donkerder is.
Beschrijving
Z
123