Gevorderd (Opname van beelden)
Als u een scherpe opname wenst te maken van een snel bewegend object, stelt u een
hogere sluitertijd in. Als u een trail-effect wenst, stelt u een lagere snelheid in.
Draai de instelknop op [
Draai de instelknop aan de voorzijde om
de sluitertijd in te stellen.
Telkens wanneer de instelknop aan de voorzijde
•
wordt ingedrukt, wordt geschakeld tussen het
instellen van de sluitertijd en belichtingscompensatie.
Een opname maken.
Aantekening
De manier waarop naar de belichtingscompensatie wordt geschakeld, kan met [BELICHT.
•
INST.] (P114) in het [VOORKEUZE MENU]-menu worden gewijzigd.
De gemaakte opnamen kunnen lichter of donkerder lijken op het LCD-scherm/in de zoeker.
•
Controleer de opnamen op het weergavescherm.
Zet de diafragmawaarde hoger als het onderwerp te licht is in de diafragmaprioriteit AE-functie.
•
Zet de diafragmawaarde lager als het onderwerp te donker is.
Als u een lens met een diafragmaring gebruikt, wordt de met de instelknop aan de voorzijde
•
ingevoerde instelling van kracht als u de diafragmaring in stand [A] draait en de instelling van
de diafragmaring krijgt voorrang als u de diafragmaring in een andere stand dan [A] in de
diafragmaprioriteit AE-functie.
Als er geen geschikte belichting gevonden is, worden de diafragmawaarde en de sluitertijd
•
rood knipperend op het scherm weergegeven.
Wij raden aan een statief te gebruiken met een lage sluitertijd.
•
Als de flitser wordt geactiveerd, is de snelste sluitertijd die in de sluitertijdprioriteit AE-functie
•
kan worden ingesteld 1/160e seconde. (P66)
Als u de sluiterknop helemaal indrukt bij een trage sluitertijd, wordt de sluitertijd in de
•
sluitertijdprioriteit AE-functie op het scherm afgeteld.
[
] en [
] kunnen niet worden ingesteld in de sluitertijdprioriteit AE-functie.
•
De [GEVOELIGHEID] wordt automatisch op [AUTO] ingesteld als u de opnamefunctie wisselt
•
naar de sluitertijdprioriteit AE-functie terwijl de [GEVOELIGHEID] op [
90
VQT1U39
[
] Sluitertijdprioriteit AE
].
] (Intelligent) staat .