Gevorderd (Opname van beelden)
[OPNAME] -functie:
Opnamen maken met de burstfunctie
Beelden worden continu gemaakt terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt.
Selecteer de beelden die u echt mooi vindt tussen alle beelden die u gemaakt hebt.
Zet de instelknop voor gebruiksfuncties op [
Stel scherp op het onderwerp en maak een
opname.
A Als de burstfunctie op hoge snelheid [H] wordt
ingesteld.
De ontspanknop helemaal ingedrukt houden om de
•
burstfunctie te activeren.
∫ De burstsnelheid wijzigen
1
Selecteer [BURSTSNELH.] in het [OPNAME]-functiemenu.
(P28)
2
Druk op 3/4, selecteer de burstsnelheid en druk
vervolgens op [MENU/SET].
3
Op [MENU/SET] drukken om het menu te sluiten.
U kunt ook de ontspanknop tot de helft indrukken om het menu te
•
sluiten.
Burstsnelheid (opnamen/
seconde)
Met RAW-bestanden
1
¢
RAW-bestanden
¢1 Aantal mogelijke opnamen
¢2 U kunt opnamen maken tot de kaart vol is. De burstsnelheid wordt halverwege echter trager.
Wanneer dat precies gebeurt, is afhankelijk van de grootte van het beeld, de ingestelde
kwaliteit en het type kaart dat wordt gebruikt.
De eerste burstsnelheid heeft niets te maken met de transmissiesnelheid van de kaart.
•
De waarden van de burstsnelheid die hierboven gegeven worden zijn van toepassing wanneer
•
de sluitertijd 1/60 of meer is en wanneer de flits niet geactiveerd is.
De burstsnelheid kan lager worden afhankelijk van de volgende instellingen.
•
[GEVOELIGHEID] (P85)/[FOTO RES.] (P103)/[KWALITEIT] (P104)/[FOCUSPRIORITEIT]
–
(P112)/Focusfunctie
Raadpleeg P104 voor informatie over RAW-bestanden.
•
70
VQT1U39
Zonder
Afhankelijk van de resterende ruimte op de kaart
[H] (hoge snelheid)
3
].
A
[L] (lage snelheid)
2
max. 7
¢
2