Breng het onderwerp in het
trackingkader en druk de
sluiterknop tot halverwege in om
het onderwerp te fixeren.
A AF Trackingkader (Wit)
B AF Trackingkader (Geel)
Zodra het onderwerp wordt herkend,
•
wordt de AF-zone groen en wordt het
onderwerp vergrendeld. Wanneer u de
ontspanknop loslaat, worden de focus
en belichting automatisch en continu
vastgesteld in overeenstemming met het
onderwerp (Dynamic Tracking). De
AF-zone wordt in dit geval in het geel
weergegeven.
AF tracking wordt geannuleerd wanneer
•
[
op
MENU/SET
Maak de opname.
Aantekening
Als het vergrendelen niet lukt, zal de AF-zone in het rood knipperen en verdwijnen. Probeer
•
nog een keer te vergrendelen.
AF Tracking werkt niet als de AF niet getraceerd kon worden. De AF-functie schakelt in dat
•
geval naar [Ø].
[
] werkt hetzelfde als [Ø] in [STANDAARD] (
•
(
) in de filmfunctie.
Dynamische opsporing-functie zou niet kunnen werken in de volgende gevallen:
•
Wanneer het onderwerp te klein is
–
Wanneer de opnameplaats te donker of te helder is
–
Wanneer het onderwerp te snel beweegt
–
Wanneer de achtergrond dezelfde of een soortgelijke kleur heeft als het onderwerp.
–
Wanneer er beeldbibber is
–
Als de zoom wordt gebruikt
–
De AF Tracking-functie werkt niet in combinatie met de digitale zoom.
•
De AF-zone kan worden verplaatst wanneer [Ø] wordt geselecteerd. Ook de grootte van
de AF-zone kan worden gewijzigd.
U kunt deze instellingen ook vanaf het snelmenu invoeren. (P30)
•
Selecteer [Ø] en druk vervolgens op 4.
Het instellingsscherm voor de AF-zone wordt weergegeven. U
•
gaat terug naar het vorige scherm door op [DISPLAY] te
drukken.
Druk op 3/4/2/1 om de AF-zone te verplaatsen.
[
] (AF Tracking) instellen
]
of 2 wordt gedrukt.
De AF-zone instellen
Gevorderd (Opname van beelden)
Voor het
vergrendelen
A
), [DYNAMISCH] (
Vergrendeld
B
) of [ZACHT]
77
VQT1U39