Veiligheid
Type 1
Waarschuwing niet vastgemaakte
veiligheidsgordel vóór
Als het contact aan staat en de bestuurder of
voorpassagier zijn gordel niet heeft vastgemaakt,
gaat het betreffende waarschuwingslampje (1 of
2) rood branden. Bij snelheden hoger dan 20 km/h
knippert dit waarschuwingslampje ongeveer 2
minuten rood in combinatie met een geluidssignaal.
Vervolgens blijft het waarschuwingslampje rood
branden totdat de gordel is vastgemaakt.
Waarschuwing veiligheidsgordel achter
niet vastgemaakt
Als het contact aan staat en een van de passagiers
achterin de veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt,
gaat het betreffende waarschuwingslampje (3, 4 of
5) gedurende 60 seconden rood branden.
Waarschuwing veiligheidsgordel
losgemaakt
Nadat het contact is ingeschakeld en de bestuurder
of passagier de veiligheidsgordel losmaakt, gaat
het betreffende waarschuwingslampje (1, 2, 3, 4 of
5) rood branden. Bij snelheden hoger dan 20 km/h
knippert dit waarschuwingslampje ongeveer 2
minuten in combinatie met een geluidssignaal.
Vervolgens blijft het waarschuwingslampje branden
totdat de veiligheidsgordel weer is vastgemaakt.
Als het contact aan staat en de bestuurder of
een passagier zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt, gaat het betreffende
waarschuwingslampje (1, 2, 3, 4 of 5) groen branden
op het display.
82
Als het contact aan staat en een van de
zitplaatsen voorin of achterin wordt
gedetecteerd als niet bezet, gaat het betreffende
waarschuwingslampje (2, 3, 4 or 5) grijs branden.
Als er geen waarschuwingen voor niet-bevestigde of
losgemaakte veiligheidsgordel meer zijn, dan blijven
de groene of grijze waarschuwingslampjes ongeveer
30 seconden branden en gaan dan uit.
Type 2
Waarschuwing niet vastgemaakte
veiligheidsgordel vóór
Als het contact aan staat en de bestuurder of
voorpassagier zijn gordel niet heeft vastgemaakt,
gaat het betreffende waarschuwingslampje (1 of
2) rood branden. Bij snelheden hoger dan 20 km/h
knippert dit waarschuwingslampje ongeveer 2
minuten rood in combinatie met een geluidssignaal.
Vervolgens blijft het waarschuwingslampje rood
branden totdat de gordel is vastgemaakt.
Waarschuwing veiligheidsgordel achter
niet vastgemaakt
Als het contact aan staat en een van de passagiers
achterin de veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt,
gaat het betreffende waarschuwingslampje (3, 4 of
5) gedurende 60 seconden rood branden.
Waarschuwing veiligheidsgordel
losgemaakt
Nadat het contact is ingeschakeld en de bestuurder
of passagier de veiligheidsgordel losmaakt, gaat
het betreffende waarschuwingslampje (1, 2, 3, 4 of
5) rood branden. Bij snelheden hoger dan 20 km/h
knippert dit waarschuwingslampje ongeveer 2
minuten in combinatie met een geluidssignaal.
Vervolgens blijft het waarschuwingslampje branden
totdat de veiligheidsgordel weer is vastgemaakt.
Advies
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Maak altijd de veiligheidsgordel vast, ongeacht
de reistijd en de plaats waar u in het voertuig zit.
Wissel de gordelsluitingen van de
veiligheidsgordels onderling niet om; de gordels
zijn dan niet voldoende effectief.
Voor een juiste werking van de gordelsluiting
moet u voor het vastmaken van de gordel
controleren of er geen vreemde voorwerpen
aanwezig zijn in de sluiting.
Controleer zowel voor als na het gebruik van de
gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of verstellen van
een stoel of de achterbank of de gordel zich op
de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Omdoen
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle gedeelte
van de schouder worden geplaatst.
Aan de voorkant moet de stoelhoogte mogelijk
worden aangepast om de positie van de
veiligheidsgordel af te stellen.