in te drukken, schakelt de ontdooi- en ontwasemingsfunctie in.
Door de knop
De luchtinlaatmodus schakelt automatisch naar buitenluchtrecirculatiemodus en de
compressor zal automatisch aan- en uitschakelen. Als de temperatuur is ingesteld op
Lo of Hi, staat de A/C-blowersnelheid standaard op 7 (voor snel ontdooien en
ontwasemen) en bij een anders ingestelde temperatuur, staat deze standaard op 5.
Als u de knop weer indrukt, gaat de luchttoevoermodus terug in de laatstgebruikte
status.
Regeling luchtstroomrichting, openen en sluiten van ventilatieopeningen
Bedien
C
op de ventilatieopening om de
luchtstroom naar links/rechts of op/neer te
richten; draai
D
onder de linker/rechter
ventilatieopeningen om deze te openen of te
sluiten.
Hoofdpunten van de bediening van het aircosysteem
Om het interieur van het voertuig na blootstelling aan de zon te laten afkoelen, opent u
de ruiten een paar minuten om de afkoeling binnen het voertuig te versnellen.
Zorg dat de luchttoevoergrille vóór de voorruit niet bedekt is (met bladeren of sneeuw).
In een vochtige omgeving geen koude lucht op de voorruit richten, om te voorkomen
dat deze beslaat door verschillende binnen- en buitentemperaturen.
Zorg dat u de ruimte onder de voorstoelen vrijhoudt, zodat de lucht vrij door het
voertuig kan circuleren.
In koud weer moet de blowersnelheid 1 min op een hoge waarde ingesteld worden,
om opgehoopte sneeuw of vocht bij de luchtinlaat te verwijderen, wat het beslaan van
de ruiten tegengaat.
Als u ander verkeer op een stoffige weg volgt, of in een winderige en stoffige
omgeving rijdt, moet u alle ruiten sluiten, de luchtinlaat op binnenlucht recirculatie
zetten en de A/C-blower inschakelen.
6-1 Aircosysteem
179
Ver. A0
6