Inhoudsopgave
Advertenties
114
4-3 Toepassing van hulprijfuncties
Sensordetectie-informatie
De sensorprestaties bij de juiste obstakeldetectie kan worden gehinderd door
bepaalde voertuigomstandigheden en de omgeving van het voertuig. De volgende
omstandigheden kunnen van invloed zijn:
Er zit vuil, water of mist op de sensor.
De sensor is bedekt met sneeuw of bevroren.
De sensor is door iets bedekt.
Het voertuig is omgerold of overbeladen.
Het voertuig rijdt op een hobbelweg, helling, klinkerbestrating of grasland.
De sensor is overgelakt.
De omgeving van het voertuig is zeer luidruchtig, want er is voertuigclaxon, het
geluid van motorfietsmotoren, het luchtremgeluid van grote voertuigen en andere
supersonische geluiden.
Er is een ander voertuig met een parkeerassistentiesysteem in de buurt.
Het voertuig met sleepringen is geï nstalleerd.
De bumper of de sensor een zware klap heeft gehad.
Het voertuig nadert een hoge of zigzaggende stoeprand.
Het voertuig wordt gebruikt bij felle zon of in bijzonder koud weer.
Er werd een slechte wielophanging die niet van de originele fabrikant afkomstig is
geï nstalleerd.
Naast de bovengenoemde omstandigheden kan het voor de sensor onmogelijk zijn
om de werkelijke afstand tussen het voertuig en het obstakel correct te beoordelen
vanwege de vorm van het obstakel.
De vorm en het materiaal van een obstakel kan de detectie door de sensor
verhinderen. Let daarom op de volgende obstakels:
Elektriciteitsdraden, afrasteringen, touwen etc.;
Katoen, opgehoopte sneeuw en andere materialen die radiogolven absorberen.
Voorwerpen met scherpe randen en hoeken;
Lage obstakels;
Ver. A0
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
