Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Hoogtemeterinstellingen; De Barometrische Hoogtemeter Kalibreren; Barometerinstellingen; De Barometer Kalibreren - Garmin QUATIX 5 Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

3
Selecteer een optie:
• U kunt het geografische noorden instellen als
koersreferentie door Waar te selecteren.
• U kunt automatisch de magnetische afwijking instellen
voor uw locatie door Magnetisch te selecteren.
• U kunt het noorden van het grid (000º) instellen als
koersreferentie door Grid te selecteren.
• U kunt de magnetische afwijking handmatig instellen door
Gebruiker te selecteren, de magnetische afwijking in te
voeren en OK te selecteren.

Hoogtemeterinstellingen

Houd MENU ingedrukt en selecteer Instellingen > Sensors en
accessoires > Hoogtemeter.
Kalibreer: Hiermee kunt u de sensor van de hoogtemeter
handmatig kalibreren.
Automatisch kalibreren: Hiermee voert de hoogtemeter
automatisch een kalibratie uit telkens wanneer u GPS-
tracering inschakelt.
Hoogte: Hiermee stelt u de maateenheden voor hoogte in.

De barometrische hoogtemeter kalibreren

Uw toestel is al gekalibreerd in de fabriek. Standaard wordt
automatische kalibratie op het GPS-beginpunt gebruikt. U kunt
de barometrische hoogtemeter handmatig kalibreren als u de
juiste hoogte kent.
1
Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Sensors en accessoires >
Hoogtemeter.
3
Selecteer een optie:
• Selecteer Automatisch kalibreren als u het toestel
automatisch wilt kalibreren op het GPS-beginpunt en
selecteer een optie.
• Selecteer Kalibreer als u de huidige hoogte wilt invoeren.

Barometerinstellingen

Houd MENU ingedrukt en selecteer Instellingen > Sensors en
accessoires > Barometer.
Kalibreer: Hiermee kunt u de sensor van de barometer
handmatig kalibreren.
Grafiek: Hiermee stelt u de tijdschaal in voor de grafiek in de
barometerwidget.
Stormwaarsch.: Hiermee stelt u in bij welke
barometerdrukwijziging een stormwaarschuwing wordt
gegeven.
Horlogestand: Hiermee stelt u de sensor in die wordt gebruikt
in de horlogemodus. Met de optie Automatisch gebruikt u
zowel de hoogtemeter als de barometer, afhankelijk van uw
beweging. U kunt de optie Hoogtemeter gebruiken wanneer
er tijdens uw activiteit sprake is van hoogteverschillen, of de
optie Barometer wanneer er geen sprake is van
hoogteverschillen.
Druk: Hiermee stelt u in hoe het toestel drukgegevens
weergeeft.

De barometer kalibreren

Uw toestel is al gekalibreerd in de fabriek. Standaard wordt
automatische kalibratie op het GPS-beginpunt gebruikt. U kunt
de barometer handmatig kalibreren als de juiste hoogte of de
druk op zeeniveau u bekend is.
1
Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Sensors en accessoires >
Barometer > Kalibreer.
3
Selecteer een optie:
• Selecteer Ja als u de huidige hoogte of druk op zeeniveau
wilt invoeren.
30
• Selecteer Gebruik GPS als u het toestel automatisch wilt
kalibreren op het GPS-beginpunt.

Kaartinstellingen

U kunt de weergave van de kaart in de kaart-app en op
gegevensschermen aanpassen.
Houd MENU ingedrukt en selecteer Instellingen > Kaart.
Oriëntatie: Hiermee stelt u de oriëntatie van de kaart in.
Selecteer Noord boven om het noorden boven aan de pagina
weer te geven. Selecteer Koers boven om uw huidige
reisrichting boven aan de pagina weer te geven.
Gebruikerslocaties: Hiermee worden opgeslagen locaties op
de kaart weergegeven of verborgen.
Automatisch zoomen: Hiermee wordt automatisch het juiste
zoomniveau geselecteerd voor optimaal gebruik van de
kaart. Als u deze functie uitschakelt, moet u handmatig in- en
uitzoomen.

GroupTrack instellingen

Houd MENU ingedrukt en selecteer Instellingen >
GroupTrack.
Toon op kaart: Hiermee kunt u connecties weergegeven op het
kaartscherm tijdens een GroupTrack sessie.
Activiteittypen: Hiermee kunt u selecteren welke activiteittypen
op het kaartscherm worden weergegeven tijdens een
GroupTrack sessie.

Navigatie-instellingen

U kunt tijdens het navigeren naar een bestemming de functies
en vormgeving van de kaart aanpassen.

Kaartfuncties aanpassen

1
Houd MENU ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Navigatie > Gegevensschermen.
3
Selecteer een optie:
• Selecteer Kaart om de kaart in of uit te schakelen.
• Selecteer Begeleid om een gidspagina in of uit te
schakelen waarop de kompasrichting of de koers wordt
weergegeven die u tijdens het navigeren moet volgen.
• Selecteer Hoogteprofiel om de hoogtegrafiek in of uit te
schakelen.
• Selecteer een scherm dat u wilt toevoegen, verwijderen of
aanpassen.

Koersinstellingen

U kunt het gedrag van de wijzer instellen die wordt
weergegeven tijdens het navigeren.
Houd MENU ingedrukt en selecteer Instellingen > Navigatie >
Type.
Peiling: Wijst in de richting van uw bestemming.
Koers: Toont uw relatie tot de koerslijn die naar de bestemming
leidt
(Koerswijzer, pagina

Koerswijzer

De koerswijzer komt het beste van pas als u in een rechte lijn
naar uw bestemming navigeert, bijvoorbeeld op het water.
Hiermee kunt u terug navigeren naar de koerslijn als u van de
koers afwijkt om obstakels of hindernissen te vermijden.
30).
Uw toestel aanpassen

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave