Schakel de sensor alleen uit als deze problemen met de substraatdoorvoer veroorzaakt. In
uitzonderlijke gevallen kunnen substraten ernstig krullen, kreuken of een laag vacuümniveau
hebben.
●
Temperatuur van afdrukgebied (van 37 tot 45°C)
Als de inkt uitvloeit (inkt verspreidt zich over verschillende kleurgebieden) of afdrukken niet
goed drogen, verhoogt u de temperatuur. Als hoge samensmelting optreedt (kleuren in
dezelfde gebieden zijn niet uniform) of als het substraat in de printer vervormt, verlaagt u
de temperatuur.
Aanbeveling: Begin met het wijzigen van ±2°C.
Stappen: ±2°C.
●
Luchtstroom van afdrukgebied (van X tot Y cm/s)
Bij verticale strepen verlaagt u de factor. Bij uitvloeiing (inkt verspreidt zich over verschillende
kleurgebieden) verhoogt u de factor.
Aanbeveling: Begin met het vervangen van ±100 cm/s.
Stappen: ±50 cm/s.
●
Spanningsmodus van opwikkelspoel
Vervolgkeuzelijst met deze opties: Pas altijd spanning toe, pas spanning alleen toe na het
doorvoeren, pas geen spanning toe.
●
Invoerspanning (van 4 tot 20 N/m)
Als er een probleem is met scheeftrekking of lengteconsistentie van het substraat in
tegeltaken, verhoogt u de spanning. Bij wazigheid en/of als het substraat niet wordt
doorgevoerd, verlaagt u de spanning.
Aanbeveling: Begin met het wijzigen van ±5 N/m.
Stappen: ±1 N/m.
●
Uitvoerspanning (van 4 tot 20 N/m)
Als er horizontale kreukels verschijnen in het substraat of als het substraat niet vlak is wanneer
u het afdrukgebied verlaat, verhoogt u de spanning. Wanneer er verticale kreukels langs
het substraat verschijnen, verlaagt u de spanning. Pas alleen aan wanneer de opwikkelspoel
spanning zet.
Aanbeveling: Begin met het wijzigen van ±5 N/m.
Stappen: ±1 N/m.
●
Terugwaartse spanning (van 4 tot 20 N/m)
Als het substraat niet terugrolt, verhoogt u de spanning. Als het substraat sneller terugrolt
dan de aandrijfrol kan, verlaagt u de spanning. (Als het substraat te snel terugrolt, kan dit
verwijderen of kunnen er afgedrukte taken overblijven na de klemwielen.)
Aanbeveling: Begin met het wijzigen van ±5 N/m.
Stappen: ±1 N/m.
90
Hoofdstuk 4 Substraatinstellingen