met het bedieningspaneel van de printer of via andere configuratiehulpprogramma's vanaf dat de
netwerkcommunicatie tot stand is gebracht.
De printer kan meerdere netwerkprotocollen tegelijk ondersteunen, inclusief TCP/IPv4 en TCP/IPv6. Om
veiligheidsredenen bevat hij functies die het IP-verkeer van en naar de printer regelen.
Juiste werking controleren
De beschreven procedure begeleidt u bij het controleren van de juiste werking van de printserver.
1.
Druk een IO-configuratiepagina af om op statusberichten te controleren.
2.
Zoek boven aan de IO-configuratiepagina naar het statusbericht I/O Card Ready (I/O-kaart gereed).
3.
Wanneer I/O Card Ready (I/O-kaart gereed) wordt weergegeven, werkt de printserver correct. Ga
naar de volgende sectie.
Als er een ander bericht dan I/O Card Ready (I/O-kaart gereed) wordt weergegeven, probeert u het
volgende:
a.
Schakel de printer uit en vervolgens weer in om de printserver opnieuw te initialiseren.
b.
Controleer of de statuslampjes (leds) de juiste status aangeven.
OPMERKING:
informatie over het oplossen van problemen.
HP Jetdirect Print Servers Administrator's Guide (Beheerdershandleiding bij HP Jetdirect-
Zie de
printservers) om uw printservermodel te begrijpen en voor de problemenoplossing van andere
berichten.
Netwerkinstellingen vooraf configureren indien nodig
Als het netwerk vereist dat u netwerkinstellingen configureert voordat u de printer op de
netwerksystemen toevoegt, kunt u dit nu doen.
U kunt meestal dit gedeelte overslaan. In plaats daarvan kunt u onmiddellijk naar het volgende gedeelte
gaan en de printer installeren op uw netwerkcomputersystemen. De netwerkinstallatiesoftware die u
configureert, staat u toe de standaardnetwerkinstellingen te configureren en de printer toe te voegen
aan uw systeemconfiguratie.
Hulpmiddelen voor voorconfiguratie
De volgende hulpmiddelen kunnen worden gebruikt voor het vooraf configureren van uw
netwerkinstellingen:
●
Het bedieningspaneel
●
De geïntegreerde webserver
●
U kunt een geavanceerde configuratiemethode gebruiken, zoals BOOTP, DHCP, Telnet of de
opdrachten arp en ping. Zie voor instructies de
(Beheerdershandleiding voor HP Jetdirect-printservers) voor uw printservermodel.
Nadat de printer met netwerkinstellingen is geconfigureerd, worden de configuratiewaarden
opgeslagen en onderhouden, ook nadat deze opnieuw wordt in- en uitgeschakeld.
Zie
Probleemoplossing op pagina 28
voor verbindingsconfiguratie en
HP Jetdirect Print Servers Administrator's Guide
Juiste werking controleren
27