Wanneer een versnelling is ingescha‐
keld en de rem wordt losgelaten, rijdt
de auto langzaam weg.
Afremmen op de motor
Om bij het afdalen van een helling op
de motor af te remmen, tijdig een
lagere versnelling selecteren; zie
handmatige modus.
Auto heen en weer schommelen
Het is alleen toegestaan de auto heen
en weer te schommelen als de auto is
vastgereden in zand, modder of
sneeuw. Beweeg de schakelhendel
meermaals tussen stand D en R heen
en weer. Motor niet te hoge toeren
laten maken en snel optrekken voor‐
komen.
Parkeren
Schakel de parkeerrem in en schakel
P in.
Handmatige modus
Haal de schakelhendel uit de stand
D naar links, naar de stand M.
Tik de keuzehendel naar + om op te
schakelen.
Tik de keuzehendel naar - om terug
te schakelen.
Wordt bij een te lage snelheid een
hogere versnelling geselecteerd of
een lagere versnelling bij een te hoge
snelheid, dan schakelt de auto niet.
Hierdoor kan er een melding verschij‐
nen op het Driver Information Center.
Rijden en bediening
In de handmatige modus wordt er bij
hoge toerentallen niet automatisch
naar een hogere versnelling opge‐
schakeld.
Schakelen 3 87.
Elektronische
rijprogramma's
● Het bedrijfstemperatuurpro‐
gramma brengt de katalysator na
een koude start snel op tempera‐
tuur door het motortoerental te
verhogen.
● Speciale programma's passen bij
klimmen en dalen de schakelmo‐
menten automatisch aan.
● Bij sneeuw of ijs of een ander
glad oppervlak, kan de bestuur‐
der handmatig de eerste, tweede
of derde versnelling van de elek‐
tronische transmissieregeling
kiezen alvorens weg te trekken.
139