Blokke
Melding
ringscode
H02.03
Conf.fout
H02.04
Parameterfout
H02.05
CSU & CU kmn nt ovrn
H02.07
Fout waterdr
H02.09
Deelblokk.
H02.10
Volledige blokk.
H02.23
Systeemdebiet fout
H02.36
Funct. appar. mist
H02.37
Niet krit. app. mist
7745647 - v06 - 30042021
Beschrijving
Configuratiefout
Parameterfout
CSU komt niet overeen met CU-type Programmeerfout:
Fout waterdruk actief
Deelblokkering van het apparaat
gedetecteerd
Volledige blokkering van het
apparaat gedetecteerd
Waterdoorstromingsfout van het
systeem actief
Functioneel apparaat is ontkoppeld
Niet kritisch apparaat is ontkoppeld
Oorzaak / actie
De ingevoerde configuratieparameters zijn ver
keerd:
Configureer CN1 / CN2 overeenkomstig het ty
peplaatje van de warmtepomp
De besturingsprint is vervangen: toestel niet ge
configureerd.
Voer van een automatische detectie uit
Verkeerde configuratie van de parameters voor
de besturingsprint:
Herstel de fabrieksinstellingen.
Als de fout nog steeds aanwezig is: vervang de
besturingsprint.
Neem contact op met de servicedienst.
Vul de installatie tot 2 bar.
BL ingang op de klemmenstrook van de bestu
ringsprint open:
Controleer het contact op de BL ingang.
Controleer de bedrading
Controleer de parameters AP001, AP098,
AP099 en AP100.
BL ingang op de klemmenstrook van de bestu
ringsprint open:
Controleer het contact op de BL ingang.
Controleer de bedrading.
Controleer de parameters AP001, AP098,
AP099 en AP100.
Controleer of de klepafdichtingen van de warm
tepomp en de CV-installatie zijn geopend.
Controleer of alle radiatoren en/of groepen van
de vloerverwarming zijn geopend, of de warm
tepomp is ontlucht en of de circulatiepomp in
bedrijf is.
Controleer de instelling van de bypass-klep.
Controleer of de filter op de retourleiding van
de binnenunit schoon is.
Als deze fout optreedt zodra de CV-installatie
is ingeschakeld, moet de circulatiepomp beter
worden afgesteld. Controleer parameters
AP016 en AP018.
Controleer of de aanvoersensor schoon is en
geen verontreinigingen bevat.
Geen communicatie tussen de hoofdbesturings
print en de optionele besturingsprinten:
Controleer of de voedingskabel tussen de be
sturingsprints goed is aangesloten
Controleer of de BUS-kabel tussen de bestu
ringsprints goed is aangesloten
Voer van een automatische detectie uit
Geen communicatie tussen de hoofdbesturings
print en de optionele besturingsprinten:
Controleer of de voedingskabel tussen de be
sturingsprints goed is aangesloten
Controleer de aansluiting van de BUS-kabel en
de besturingsprints
Voer van een automatische detectie uit
10 Bij storing
95