7 Instellingen
Tab.38
Parameter
Bluetooth
AP129
Toegangspad
>
Installateur > Menu 'Geavanceerd' > Automatische detectie
Toegangspad
>
Installateur > Menu 'Geavanceerd' > Configuratiecode instellen > EHC–07
68
Beschrijving
Bluetooth enabled
7.3.10
Gebruik deze functie na het vervangen van de besturingsprint van een
warmtepomp, om alle apparaten te detecteren die zijn aangesloten op de
lokale CAN bus.
Als u de besturingsprint heeft vervangen of een fout heeft gemaakt tijdens
de instelling, moet u de configuratienummers CN1 en CN2 opnieuw
instellen. Met deze nummers herkent het systeem het type buitenunit en
het type back-up dat op de installatie zit.
De CN1 en CN2 parameters worden gebruikt om de warmtepomp te
configureren op basis van de uitgang van de geïnstalleerde buitenunit.
Tab.39
3. Voer de vereiste instelling in.
Aanpassing vereist
Aan : Bluetooth
Uit : Bluetooth
®
Om de Bluetooth
-verbinding tussen de smartphone en het apparaat
tot stand te brengen moet de informatie worden gebruikt die op het
®
Bluetooth
-label staat.
Voor meer informatie, zie
Bluetooth®-label, pagina 32
Resetten of herstellen van de parameters
Automatisch detecteren van opties en accessoires
1. Volg het hieronder beschreven toegangspad.
2. Selecteer Bevestigen om de automatische detectie uit te voeren.
Het systeem start automatisch opnieuw op.
Reset de configuratienummers CN1 en CN2
Belangrijk
Alle andere parameters zijn ook opnieuw ingesteld
(fabrieksparameters).
1. Volg het hieronder beschreven toegangspad.
2. Stel de parameters CN1 en CN2 in. De waarden zijn te vinden op de
typeplaat van de binnenunit van de warmtepomp.
3. Selecteer Bevestigen om de instellingen op te slaan.
Voor meer informatie, zie
CN1 en CN2 parameters, pagina 68
CN1 en CN2 parameters
Waarde van de CN1 en CN2 parameters
Vermogen van de buitenunit
AWHPT 4 MR
AWHPT 6 MR
®
is ingeschakeld (fabrieksinstelling)
®
is gedeactiveerd.
CN1
01
02
7745647 - v06 - 30042021
CN2
11
11