UW RIT AANPASSEN
Richtlijnen voor het af-
stellen van de ophan-
ging
Het rijgedrag en comfort van uw
voertuig zijn afhankelijk van de afre-
geling van de ophanging.
WAARSCHUWING
De afstelling van de ophanging
kan de bestuurbaarheid van het
voertuig beïnvloeden. Neem
steeds de tijd om vertrouwd te
raken met het rijgedrag van het
voertuig nadat de ophanging is
afgesteld.
De ophanging kan worden afge-
steld in functie van de lading van
Fabrieksinstellingen ophanging
INSTELLING
Veervoorbelasting
FABRIEKSINSTELLINGEN OPHANGING ACHTERAAN
INSTELLING
Veervoorbelasting
Ophanging afstellen
Afregeling veervoorbelasting
Verkort de veer voor een hardere
rit of wanneer u een aanhangwa-
gen trekt.
Verleng de veer voor een zachtere
rit en vlotte rijomstandigheden.
FABRIEKSINSTELLINGEN OPHANGING VOORAAN
MODEL
HD8 en HD10
MODEL
HD8 en HD10
het voertuig, persoonlijke voorkeu-
ren, rijsnelheid en staat van het
terrein.
Om de ophanging af te regelen
vertrekt u het best van de fabrieks-
instellingen en past vervolgens ie-
dere afregeling individueel aan.
De afregelingen vooraan en achter-
aan hangen onderling samen. Na
de afregeling van de voorschokdem-
pers kan het bijvoorbeeld nodig zijn
de achterschokdempers opnieuw
af te regelen.
Maak een proefrit met het voertuig
in dezelfde omstandigheden; ter-
rein, snelheid, lading enz. Wijzig
één afstelling en test opnieuw. Ga
systematisch te werk tot u tevre-
den bent.
HD5
HD5
WAARSCHUWING
De linker- en rechterregelnok-
ken van de schokdemper moe-
ten altijd in dezelfde stand wor-
den ingesteld. Pas nooit één
enkele schokdemper aan. Door
een ongelijkmatige afregeling
wordt het voertuig moeilijk be-
stuurbaar en instabiel, wat tot
een ongeluk kan leiden.
FABRIEKSINSTELLING
Positie regelnok 1 (zacht)
Positie regelnok 1 (zacht)
FABRIEKSINSTELLING
Positie regelnok 1 (zacht)
Positie regelnok 1 (zacht)
83