•
Debietschakelaar: Wanneer de digitale ingang meer dan 5
seconden lang is geactiveerd omdat er laag debiet is, wordt het
toerental verhoogd tot de uitschakeldruk (actueel debiet + 0,5 x
ΔH) is bereikt, en wordt de pomp uitgeschakeld. Wanneer de
druk is gedaald tot inschakeldruk, wordt de pomp opnieuw
ingeschakeld. Als er nog steeds geen debiet is, bereikt de pomp
snel de uitschakeldruk en wordt uitgeschakeld. Als er debiet is,
blijft de pomp in bedrijf in overeenstemming met het setpoint.
Minimaal debiet instellen
In dit menu stelt u het minimale debiet (Q
bepaalt bij welk debiet het systeem moet overschakelen van
continu bedrijf bij constante druk naar start/stop-bedrijf. Het
instelbereik is 5 tot 30% van het nominale debiet.
Fabrieksinstellingen
Zie paragraaf Fabrieksinstellingen.
Membraan tankvolume
Voor de uitschakelfunctie is een expansievat met een bepaalde
minimale grootte nodig. Stel de grootte van het geïnstalleerde vat in
dit display in.
Om het aantal in-/uitschakelingen per uur te verminderen of om de
ΔH te verminderen, kan een groter vat worden geïnstalleerd.
Installeer het vat onmiddellijk na de pomp. De voordruk moet 0,7 x
actueel setpoint bedragen.
Fabrieksinstellingen
Zie paragraaf Fabrieksinstellingen.
Gerelateerde informatie
21.6 Fabrieksinstellingen
24
) in. Deze instelling
min
10.6 Regelaar
De pompen hebben een af fabriek standaardinstelling voor
versterkingsfactor (K
) en integratietijd (T
p
Als de fabrieksinstelling echter niet de meest optimale instelling is,
kunt u de versterkingsfactor en de integratietijd wijzigen:
•
Stel de versterkingsfactor in op een waarde tussen 0,1 en 20.
•
Stel de integratietijd in op een waarde tussen 0,1 en 3600
seconden. Als u 3600 seconden selecteert, werkt de regelaar
als een P-regelaar.
Bovendien kunt u de regelaar instellen op omgekeerde regeling.
Dit betekent dat het toerental lager wordt als u het setpoint
verhoogt. Bij omgekeerde regeling moet u de versterkingsfactor
instellen tussen -0,1 en -20.
Richtlijnen voor het instellen van de PI-regelaar
Onderstaande tabellen tonen de aanbevolen instellingen van de
regelaar:
Constant drukverschil
p
p
L1
Δp
L1
Δp
1)
L1: afstand in meter tussen pomp en sensor.
Verwarmin
Constante temperatuur
gssysteem
t
L2
L2
t
2)
Bij verwarmingssystemen heeft een toename in pompcapaciteit een
stijging in temperatuur bij de sensor tot gevolg.
3)
Bij koelsystemen heeft een toename in pompcapaciteit een daling in
temperatuur bij de sensor tot gevolg.
4)
L2: afstand in meter tussen warmtewisselaar en sensor.
).
i
K
T
p
i
0,5
0,5
1)
L1 < 5 m: 0,5
1)
0,5
L1 > 5 m: 3
1)
L1 > 10 m: 5
K
p
T
Koelsystee
i
3)
m
2)
10 + 5L2
0,5
- 0,5
4)
0,5
-0,5
30 + 5L2
4)