ACCU: storing
(4/4)
Starten met starthulpkabels
Sluit de starthulpkabels als volgt aan tussen
de twee auto's:
Controleer of de starthulpkabels, verkrijg-
baar bij uw merkdealer, dik genoeg zijn en in
goede staat verkeren.
Beide accu's moeten dezelfde span-
ning hebben: 12 volt. De hulpaccu moet
minstens de capaciteit (Ampère-uur, Ah)
hebben van de ontladen accu.
Let erop dat de auto's elkaar niet raken
(kortsluitingsgevaar als u de pluspolen met
elkaar verbindt) en dat de ontladen accu
goed aangesloten is. Zet het contact af van
uw auto.
Laat de motor van de hulpauto met een mid-
delmatig toerental draaien.
Sluit de positieve kabel A op de steun 1 op
de pluspool 2 (+) van de ontladen accu aan
en daarna op de pluspool 3 (+) van de hulp-
accu.
Sluit de negatieve kabel B aan op de min-
pool 4 (–) van de hulpaccu en daarna op de
minpool 5 (–) van de ontladen accu.
Sluit de kabels A en B uitsluitend aan op
de aangegeven aansluitingen.
1
1
Start de motor op de normale wijze. Maak,
zodra hij draait, de kabels A en B in omge-
keerde volgorde (5-4-3-2) los.
Controleer of de kabels A en B
elkaar nergens raken en of de
positieve kabel A geen me-
talen delen van de hulpauto
raakt.
Risico van letsel en/of beschadiging van
de auto.
5
2
B
A
4
3
5.31