BANDENSPANNING
Sticker A
Open het bestuurdersportier om het te lezen.
De bandenspanning dient bij koude banden
te worden gecontroleerd.
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen. Verlaag nooit de spanning van
een warme band.
B: bandenmaat van de auto.
B
A
C
C
D
C: voorziene rijsnelheid.
D : aanbevolen bandenspanning voor een
optimaal brandstofverbruik.
NB: het rijcomfort kan hierdoor minder
zijn.
Als de banden vervangen moeten worden, mag dit alleen gebeuren door even
grote banden van hetzelfde merk, met dezelfde eigenschappen en met hetzelfde
profiel.
Zij moeten: ofwel gelijk zijn aan de oorspronkelijk gemonteerde, ofwel vol-
doen aan de door de merkdealer gestelde eisen.
E: bandenspanning voor.
F: bandenspanning achter.
A
G: bandenspanning van het reservewiel.
Bijzonderheid vol belaste auto (maximaal
toegelaten totale massa) en met een aan-
hangwagen: er geldt een maximale snel-
heid van 100 km/uur en de bandenspanning
E
F
moet worden verhoogd met 0,2 bar.
Raadpleeg de paragraaf "Massa's" in hoofd-
E
F
stuk 6.
E
F
Veiligheid van de banden en monteren
van sneeuwkettingen: Raadpleeg de para-
G
graaf "Banden" in hoofdstuk 5 voor het on-
derhoud en de mogelijkheid voor het gebruik
van sneeuwkettingen (afhankelijk van de uit-
voering).
4.11