Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Installatie in bedrijf stellen
Gebruiksaanwijzingen brander en accessoires
01. Controleren of de gebruikte brandstof voor de des-
betreffende installatieconfiguratie toegelaten is.
02. Keteldeur(en) openen.
03. Beschikbare wirbulatoren tot de aanslag in stook-
gaszuiging schuiven.
04. Keteldeur(en) sluiten.
05. Controleren of toezichtopeningen aan de ketelach-
terzijde gesloten zijn.
06. Ventilatie van de installatieruimte openen.
07. Werking van de waterbehandeling controleren.
08. Stoomketel tot boven de laagwatermarkering met
behandeld water vullen.
Opmerking
Voor de stoomketel uitsluitend geschikt water
gebruiken (EN 12953-10). Zie "Richtwaarden voor
de waterkwaliteit" vanaf pagina 19.
09. Alle gemonteerde onderdelen (leidingen, kleppen,
regelaars, pompen enzovoort) op dichtheid en
werking controleren.
10. Druk en dichtheid van de brandstoftoevoer contro-
leren.
11. Rookgasschuif resp. -klep (indien aanwezig) ope-
nen.
12. Afsluitkleppen van de olie- resp. gasleiding ope-
nen.
13. Installatie in deze volgorde inschakelen:
1. Hoofdschakelaar
2. Schakelaars van alle voor de werking van de
ketelinstallatie vereiste aggregaten
3. Werkingsschakelaar voor de brander
Opmerking
Werkingsvoorschriften van de branderfabrikant
respecteren
14. Ketel met een nominaal thermisch vermogen van
max. 30
in bedrijf nemen en op een druk van
%
20
onder de werkingsdruk opstoken.
%
Uitvoering met geïntegreerde ECO
Door het handmatig bedienen van de slibafvoer-
klep meermaals een voedingswaterdoorstroming
van de ECO inleiden om stoomslagen tijdens het
opwarmen te vermijden.
34
15. Ketel tijdens het opstoken zo lang aan de ontluch-
tingsklep ontluchten tot er stoom uitkomt. Daarna
de klep sluiten.
Opmerking
Als de levering geen ontluchtingsklep omvat, ketel
tijdens het opsteken via de veiligheidsklep ont-
luchten. Daarbij de overeenkomstige veiligheids-
bepalingen in acht nemen.
Gevaar
Hete lucht/stoom kan zware brandwonden
veroorzaken.
Hete lucht/stoom zonder gevaar afvoeren.
Veiligheidsmaatregelen in acht nemen.
16. Na het bereiken van de gewenste stoomdruk de
stoomklep langzaam openen, anders bestaat het
gevaar van stoomslagen.
17. Tijdens het opstoken alle regel- en veiligheidsin-
richtingen op werking controleren.
18. Druk- en temperatuurmeters in de gaten houden.
19. Aansluitleidingen eventueel aftappen en ontluch-
ten.
20. Afsluitingen op dichtheid controleren en eventueel
natrekken.
Bij het bereiken van de maximaal toegelaten wer-
kingsdruk alle afsluitingen nogmaals natrekken.
21. Na ca. 50 bedrijfsuren keteldeur(en) op dichtheid
controleren. Evt. schroeven natrekken.
Aanhaalmomenten in koude en warme toe-
stand
Afsluiting
Afmeting
Handgat
100 x 150 mm, M16 100 Nm
Kopgat
220 x 320 mm, M20 200 Nm
Mangat
320 x 420 mm, M24 350 Nm
Toezichtope-
M10/M12
ning
Schroefver-
M12
binding ke-
teldeur(en)
Tab. 19
Aanhaalmo-
ment
20 Nm
20 Nm