Aanbeveling voor de controle
De perioden van controle zijn gebaseerd op de richtlij-
nen van de exploitant en de in het land van opstelling
geldige nationale voorschriften. Voor de bedienings-
persoon worden als minimumvereiste volgende bedie-
nings-, onderhouds- en controlewerken verondersteld,
zie checklist op pagina 56.
Testintervallen
Per ploeg/dag/week/maand
■
Uitvoering door de bedieningspersoon: de
periode "dag" betekent bij installaties met een toe-
zichtvrije werking van meer dan 72 uur "om de 3
dagen".
Per 6 maanden/12 maanden
■
Deze controles indien mogelijk door de servicedienst
van een gespecialiseerde firma laten uitvoeren, bijv.
de Viessmann Industrieservice of de fabrikant van de
ketelinstallatie, van de brander of door de waterbe-
handelingsfirma.
Logboek
Het logboek moet bij iedere controle aan de bevoegde
bewakingsinstantie worden voorgelegd.
In het logboek moet het volgende worden genoteerd:
■
Bevestigingsnotitie door de ketelwachter met handte-
kening voor de verrichte inspectiewerkzaamheden
Bevestigingsnotitie van een deskundig persoon over
■
de halfjaarlijkse inspectie- en onderhoudswerkzaam-
heden aan regel- en begrenzinginrichtingen
Gedrag bij bedrijfsstoringen
Voor het gedrag bij bedrijfsstoringen is de gebruiks-
aanwijzing bepalend. Hieronder wordt op enkele
aspecten gewezen, die uit algemene bedrijfservaring
naar voren kwamen.
Ondichte plaatsen aan stoomleidingen, armaturen en
overige bedrijfsvoorzieningen van de stoomketelinstal-
latie onmiddellijk stoppen. Indien stoppen niet mogelijk
is, de ondichte plaatsen afbakenen, kenmerken en
controleren.
Alle testresultaten moeten aantoonbaar worden geno-
teerd (kopieermodellen in bijlage).
Resultaat van de regelmatig verrichte wateronder-
■
zoeken
■
Alle storingssituaties en bijzondere vaststellingen
inzake de inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
aan de stoomketelinstallatie
Vermijden gevaren:
■
Gevaarlijke zones pas na de instructies van daartoe
bevoegde personen betreden en nadat de gevaar-
lijke zone voldoende is beveiligd.
Uitgeschakelde installatiedelen enkel op instructie
■
van de daarvoor bevoegde persoon opnieuw inscha-
kelen. Voor de instructie oorzaken voor de uitschake-
ling verhelpen en de installatiedelen ter plekke con-
troleren.
De stoomketelinstallatie onmiddellijk buiten bedrijf
■
stellen en de chef onmiddellijk inlichten wanneer een
vermoeden van een gevaarlijke toestand van de
stoomketel bestaat.
Gevaarlijke momenten zijn in het bijzonder bijv.
■
Als een beginnend gloeien of vervormen van de ver-
hitte ketelwanden duidelijk wordt
De veiligheidsklep niet wordt geactiveerd
■
■
Een correcte werking van de regelaar, waterniveau-
begrenzer of vlambewaker niet is gegarandeerd.
■
Uitlopende brandstof zichtbaar is.
Bewaking
29