Bediening
Gebruiksaanwijzing 669 - 00.0 - 08/2019
Hoofdspanelement
De waarde van het hoofdspanelement 2 moet zo laag mogelijk
zijn ingesteld.
De verstrengeling van de draden moet in het midden van het
materiaal liggen.
Een te sterke draadspanning kan bij het naaien van dun materiaal
tot ongewenste plooien en draadbreuk leiden.
Zo stelt u de waarde van het hoofdspanelement in:
1.
Stel de hoofdspanning (2) zo in, dat een gelijkmatig steek-
beeld wordt bereikt.
• Spanning verhogen: Stelwieltje rechtsom draaien
• Spanning verlagen: Stelwieltje linksom draaien
Hulpspanelement
De extra hulpspanning (3) dient om de bovendraadspanning snel
te kunnen veranderen, bijvoorbeeld bij naadverdikkingen.
Zo stelt u de waarde van het hulpspanning in:
1.
Stel de waarde van het hulpspanelement (3) lager in dan die
van het hoofdspanelement (2).
29