Instellingen voor de opnamefunctie
In dit gedeelte worden de functie-instellingen besproken die specifiek
zijn voor Live View-opnamen.
Q Quick Control
Wanneer u op de knop <Q> drukt terwijl het beeld op het LCD-scherm
in een creatieve modus wordt weergegeven, kunt u een van de
volgende functies instellen: AF-methode, Transport/zelfontspanner,
Witbalans, Beeldstijl, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie
helderheid), Opnamekwaliteit en ISO-snelheid. In de basismodi kunt
u de functies instellen die in de tabel op pagina 74 zijn vermeld,
evenals de bovenstaande vetgedrukte functies.
142
1
Druk op de knop <Q>
De functies die met Quick Control
kunnen worden ingesteld, worden
links in het scherm weergegeven.
Als de AF-methode <f> is, wordt
bovendien het AF-punt weergegeven.
Het AF-punt is ook selecteerbaar
(pag. 152).
2
Selecteer een functie en stel deze in.
Druk op de pijltjestoetsen <W> en
<X> om een functie te selecteren.
De instellingen van de geselecteerde
functie en Uitleg (pag. 55) worden
weergegeven.
Druk op de pijltjestoetsen <Y> en
<Z> of draai aan het instelwiel
<6> om de functie in te stellen.
Wanneer u op <0> drukt, wordt het
instellingenscherm van de
desbetreffende functie weergegeven.
Om de automatische witbalans in te
stellen, selecteert u [Q], drukt u op
<0> en vervolgens drukt u op de
knop <B>.
3
Verlaat de instelling.
Druk op de knop <Q> om terug te
keren naar Live View-opname.
.
7
(
)