a: Handmatige belichting
U kunt zowel de sluitertijd als het diafragma handmatig naar wens instellen.
Terwijl u naar de indicator voor het belichtingsniveau in de zoeker kijkt, kunt u
de belichting naar wens instellen. Deze methode heet handmatige belichting.
* <a> staat voor "Manual" (handmatig).
<6>
<O> + <6>
Standaardbelichtingsindex
Markering belichtingsniveau
5
Stel de belichting in en maak de opname.
Stel de sluitertijd en het diafragma naar wens in.
Indien het ingestelde belichtingsniveau meer dan ±2 stops van
de standaardbelichting afwijkt, wordt bij het uiteinde van de
belichtingsniveau-indicator in de zoeker <
weergegeven. (Als het ingestelde belichtingsniveau meer dan
±3 stops afwijkt, knippert op het LCD-scherm het pictogram <N>
op de plek waar <-3> of <+3> wordt weergegeven.)
Als [z2: Auto Lighting Optimizer/z2: Auto optimalisatie helderheid]
(pag. 121) is ingesteld op iets anders dan [Deactiveren], kan de opname nog
steeds licht zijn, zelfs wanneer er een kortere belichting is ingesteld.
Als ISO auto is ingesteld, wordt de instelling van de ISO-snelheid aangepast aan
de sluitertijd en het diafragma om de standaardbelichting te verkrijgen.
Daardoor verkrijgt u mogelijk niet het gewenste belichtingseffect.
1
Stel het programmakeuzewiel
in op <a>.
2
Stel de ISO-snelheid in
3
Stel de sluitertijd en het diafragma in.
Draai aan het hoofdinstelwiel <6>
om de sluitertijd in te stellen.
Houd de knop <O> ingedrukt en
draai aan het instelwiel <6> om het
diafragma in te stellen.
4
Stel scherp op het onderwerp.
Druk de ontspanknop half in.
De belichtingsinstelling wordt in de zoeker
weergegeven.
De belichtingsniveaumarkering <h> geeft
aan hoe ver het huidige belichtingsniveau
van het standaardbelichtingsniveau is
verwijderd.
(pag. 90).
I
J
> of <
>
111