1
I
NLEIDING
Preparatie van het monster/laden van het instrument
Voordat een gynaecologisch monster op de ThinPrep-processor kan worden verwerkt, moet het
monster in de PreservCyt-oplossing worden geplaatst. Gynaecologische monsters moeten worden
geprepareerd volgens de protocollen die worden beschreven in Hoofdstuk 4, 'Preparatie van
gynaecologische monsters'. Nadat de cellen op de juiste manier aan het potje met de PreservCyt-
oplossing zijn toegevoegd, kan het monsterpotje op de processor worden verwerkt.
Ter voorbereiding van de verwerking van het monster plaatst de gebruiker vier essentiële items in de
ThinPrep 2000-processor: een PreservCyt-monsterpotje, een filter voor de ThinPrep-Pap-test met
daaraan de filterhouder, een ThinPrep-objectglaasje en een potje met een standaard fixatief van het
laboratorium. Het laden en gebruik van de processor worden uiteengezet in Hoofdstuk 5A,
'Gebruiksinstructies'.
Cyclus starten
Wanneer de gebruiker een verwerkingscyclus start, controleert de ThinPrep 2000-processor de
plaatsing van de relevante items, de posities van bewegende onderdelen en de positieve en negatieve
druk in de drukreservoirs. Vervolgens wordt het objectglaasje op de processor verwerkt volgens de
geselecteerde verwerkingscyclus.
Vloeistofniveau bepalen
De filterhouderafsluiting gaat omlaag om het filtersamenstel af te sluiten en het monsterpotje gaat
omhoog naar het filtermembraan. De monsterpotje wordt stilgezet wanneer het filtermembraan in
aanraking komt met het vloeistofoppervlak. Als het vloeistofniveau toereikend is, worden de
verwerkingsstappen voor het maken van het preparaat voortgezet. Een ontoereikend vloeistofniveau
wordt aangegeven door middel van een foutmelding en een akoestisch alarmsignaal.
Dispergeren
De filterhouderafsluiting gaat omhoog en het filtersamenstel voor de ThinPrep-Pap-test wordt door
het dispersiesysteem rondgedraaid in de celsuspensie. Daarbij treden schuifkrachten in de vloeistof
op die sterk genoeg zijn om materiaal dat aan elkaar zit willekeurig te scheiden en slijm te
dispergeren maar, op grond van wat tot nu toe gebleken is, niet zo sterk dat ze de celmorfologie
kunnen beschadigen of krachten die diagnostisch relevante celgroepen bijeenhouden kunnen
overwinnen.
®
1.8
Gebruikershandleiding voor het ThinPrep
2000-systeem