8 Controleer of Not Set (niet ingesteld) wordt weergegeven onder de
instelling Systeemwachtwoord.
Indien Niet ingesteld wordt weergegeven, is het systeemwachtwoord
verwijderd. Wordt Not Set (niet ingesteld) niet weergegeven, dan herhaalt
u stap 3 t/m stap 8.
9 Sluit System Setup af.
Een beheerderswachtwoord gebruiken
Optie-instellingen
U kunt geen nieuw beheerderswachtwoord invoeren of het bestaande
wijzigen, wanneer de volgende optie wordt weergegeven:
•
Disabled (uitgeschakeld) — Het beheerderswachtwoord wordt
uitgeschakeld door een jumperinstelling op de systeemkaart.
U kunt alleen een beheerderswachtwoord toekennen als een van de volgende
opties wordt weergegeven:
•
Set (ingesteld) — Er is een beheerderswachtwoord toegewezen.
•
Not Set (niet ingesteld) — Er is geen beheerderswachtwoord toegekend en
de wachtwoordjumper op de systeemkaart is ingeschakeld (standaard).
Een beheerderswachtwoord toekennen
Het beheerderswachtwoord kan hetzelfde zijn als het systeemwachtwoord.
Wanneer u het veld wilt verlaten zonder een systeemwachtwoord toe te kennen,
drukt u op een willekeurig tijdstip op <Esc> voordat u stap 5 voltooit.
OPMERKING:
beheerderswachtwoord ook worden gebruikt in plaats van het
systeemwachtwoord. Het systeemwachtwoord kan echter niet worden gebruikt in
plaats van het beheerderswachtwoord.
1 Open System Setup (zie "System Setup" op pagina 93) en controleer of er
een veld Instellingen ontgrendelen aanwezig is onder Security (beveiliging).
2 Als u het veld Instellingen ontgrendelen ziet:
Gebruik de pijlen om naar het veld Instellingen ontgrendelen te bladeren.
a
Druk op <Enter> om het veld beschikbaar te maken.
b
Typ het beheerderswachtwoord in en druk op <Enter>.
c
Als beide wachtwoorden verschillend zijn, kan het
De computer beveiligen
87