3
1
interfacekabel
3
geheugenkaartlezer
11 Controleer alle kabelaansluitingen en leg de kabels uit de weg om een
luchtstroom tussen de de ventilator en de koelventilatieopeningen
mogelijk te maken.
12 Plaats het stationspaneel terug (zie "Het stationspaneel vervangen" op
pagina 253).
13 Controleer alle aansluitingen om er zeker van te zijn dat de kabels stevig
vastzitten.
14 Plaats de computerkap terug (zie "De computerkap terugplaatsen" op
pagina 173).
KENNISGEVING:
in de netwerkpoort of het netwerkapparaat en daarna in de computer.
278
Onderdelen toevoegen en vervangen
Steek voor het aansluiten van een netwerkkabel de kabel eerst
1
2
Connector mediakaartlezer (USB
op systeemkaart)
2