5
USB 2.0-
connectoren (2)
6
activiteitenlampje
vaste schijf
7
kantelbare Dell™-
badge
8
aan/uit-knop,
aan/uit-lampje
9
hoofdtelefoon-
connector
10
microfoon-
connector
11
netwerkverbindings
lampje
12
diagnostische
lampjes (4)
Gebruik de voorste USB-connectoren voor apparaten die u af
en toe aansluit, zoals sleutels met flashgeheugen of camera's
of opstartbare USB-apparaten (zie "System Setup" op
pagina 93 voor meer informatie over het opstarten vanaf een
USB-apparaat).
Het is raadzaam om de USB-connectoren aan de achterzijde
te gebruiken voor apparaten die gewoonlijk altijd aangesloten
zijn, zoals printers en toetsenborden.
Het lampje van de vaste schijf brandt wanneer de computer
gegevens leest van of schrijft naar de vaste schijf. Het lampje
brandt soms ook wanneer een apparaat, zoals een cd-speler,
is ingeschakeld.
De Dell-badge kantelen om deze van een tower in een dekstop
te veranderen: verwijder het frontpaneel (zie "Het frontpaneel
verwijderen" op pagina 167), draai het om en kantel de plastic
handgreep aan de achterkant van de badge.
Druk op de aan-/uit-knop om de computer in te schakelen.
Het lampje in het midden van deze knop geeft de energie stand aan.
Zie "Diagnostische lampjes" op pagina 129 voor meer informatie.
KENNISGEVING:
moet u de computer niet met de aan/uit-knop uitschakelen.
Schakel in plaats daarvan het besturingssysteem uit.
Sluit hoofdtelefoons aan op de hoofdtelefoonconnector.
Gebruik de microfoonconnector om een computermicrofoon
op uw computer aan te sluiten voor spraak of muziek in een
geluids- of telefonieprogramma.
Het netwerkverbindingslampje brandt als er een goede
verbinding is tussen een 10-Mbps, 100-Mbps, of 1000-Mbps (of
1-Gbps) netwerk en de computer.
Gebruik de lampjes om een computerprobleem op te lossen
aan de hand van de diagnostische code. Raadpleeg
"Diagnostische lampjes" op pagina 129 voor meer informatie.
Ter voorkoming van gegevensverlies
Over de computer
25