Gebruiksaanwijzing
Figuur 11
1. Keuzeschakelaar met sleutel
Figuur 12
1. Lampje "werktuig-in-achteruit"
Veiligheidssysteem testen
Controleer de werking van het veiligheidssysteem
telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als
het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder
beschreven, moet u het direct laten repareren door een
erkende Service Dealer. Neem plaats op de stoel en
voer de volgende controles uit:
1.
Zet de rijsnelheidshendel op neutraal "N". Stel
de parkeerrem in werking. Zet de
maaikoppelingshendel (aftakas) op
"INGESCHAKELD." Draai de contactsleutel in
de stand "START". De startmotor mag niet gaan
draaien.
18
1
1
m–1863
2.
Met de rijsnelheidshendel op neutraal "N" zet u
de maaikoppelingshendel (aftakas) op
"UITGESCHAKELD" en lost u de parkeerrem.
Draai de contactsleutel in de stand "START". De
startmotor mag niet gaan draaien.
3.
Met de rijsnelheidshendel op neutraal "N" stelt u
de parkeerrem in werking. Zet de maaik-
oppelingshendel (aftakas) op
"UITGESCHAKELD." Start nu de motor. Als de
motor loopt, lost u de parkeerrem en komt u iets
overeind uit de bestuurdersstoel. De motor moet
nu stoppen.
4.
Zet de maaikoppelingshendel (aftakas) op
"UITGESCHAKELD" en de rijsnelheidshendel
in neutraal (vrij). Start nu de motor. Terwijl de
motor loopt, zet u de maaikoppelingshendel
(aftakas) op "INGESCHAKELD", u trapt de
koppeling in en zet de rijsnelheidshendel in de
achteruit. De motor moet stoppen.
5.
Zet de maaikoppelingshendel (aftakas) op
"UITGESCHAKELD" en de rijsnelheidshendel
in neutraal (vrij). Start nu de motor. Zet de
maaikoppelingshendel (aftakas) op
"INGESCHAKELD", draai de sleutel van de
keuzeschakelaar en laat hem los. Het lampje
"werktuig-in-achteruit" moet nu oplichten. Zet
de maaikoppelingshendel (aftakas) op
"UITGESCHAKELD", waarna het lampje
"werktuig-in-achteruit" moet doven.
Vooruit en achteruit rijden
Met het handgas regelt u de snelheid van de motor,
oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut).
Om vooruit of achteruit te rijden, trapt u het
koppeling/rempedaal in. Zet de rijsnelheidshendel in
de gewenste versnelling vooruit of achteruit. Laat het
pedaal langzaam opkomen om de machine in
beweging te zetten. Bestuur de machine met behulp
van het stuurwiel.