3. Druk op de CHANGE-toets om aan te geven dat u de waarde van een instelpunt wilt veranderen. Het
KEYBOARD-scherm verschijnt automatisch om het paswoord in te voeren.
•
O = Paswoord operatorniveau is 100
•
M = Paswoord managerniveau is 2001
•
T = Paswoord technicusniveau
4. Voer het paswoord in met het numerieke klavier. Er is een kleine vertraging tussen het drukken van de
toets op het klavier en het registreren van de toets. Wacht tot er een asterisk in het venster verschijnt
alvorens u op het volgende cijfer drukt. Druk op ENTER om terug te keren naar het SETPOINT-scherm.
Het paswoord blijft tot 15 minuten na de activering geldig en moet niet opnieuw worden ingevoerd.
5. Druk opnieuw op CHANGE. De rechterkant van het scherm wordt blauw (niet-actief).
6. Het numerieke klavier en de actietoetsen in linker onderhoek van het scherm worden actief (de achter-
grond wordt groen).
veranderd:
•
Selecteer de gewenste waarde met de cijfertoetsen. Druk op ENTER om de waarde in te voeren of op
CANCEL om de transactie te annuleren.
•
Druk op UP of DOWN om de waarde te verhogen of te verlagen. Druk op ENTER om de waarde in
te voeren of op CANCEL om de transactie te annuleren.
Sommige instelpunten bestaan uit tekst in plaats van een numerieke waarde. LWT Reset Type
bijvoorbeeld kan "None" of "4-20 ma" zijn. U kunt een selectie maken met UP of DOWN. Als in het
instelpuntvenster stippellijntjes verschijnen, bent u te ver gegaan en moet u teruggaan. Druk op
ENTER om de keuze in te voeren of op CANCEL om de transactie te annuleren.
Nadat u CHANGE geselecteerd hebt, moet u op CANCEL of ENTER drukken alvorens u een ander
instelpunt kunt selecteren.
7. Selecteer een ander instelpunt op het scherm of selecteer een nieuwe groep instelpunt om een ander
instelpunt te veranderen.
Verklaring van instelpunten
Elk van de zeven schermen met groepen instelpunten worden uitgelegd in het volgende deel.
1. TIMERS, voor het instellen van timers zoals start-tot-start, enz.
2. ALARMS, voor het instellen van de limiet- en uitschakelalarms.
3. VALVE, stelt de parameters in voor werking van een optionele lokaal geïnstalleerde toren-bypassklep.
4. TOWER, selecteert de methode voor besturing van de koeltoren en stelt de parameters in voor de
ventilatortrappen/VFD.
5. MOTOR, selecteert instelpunten in verband met de motor zoals amperagelimieten. Bevat ook maximum
en minimum snelheid voor verandering van temperatuur van gekoeld water.
6. MODES, selecteert de verschillende bedrijfsstanden zoals besturingsbron, fasering van meerdere
compressoren, fasering van pompen, BAS-protocol, enz.
7. WATER, instelpunt temperatuur uittredend water, start en stop delta-T, resets, enz.
D - EOMWC00905-10NL - 44/96
Instelpunten met een numerieke waarde kunnen op twee manieren worden