Download Print deze pagina

Advertenties

Verlichtingspaneel

Koplamphoogteverstelling
Door de belading van de auto wordt de hoogte
van de koplampen gewijzigd, zodat u tegemoet-
komend verkeer kunt verblinden. U kunt dat
voorkomen door de koplamphoogte bij te
stellen.
· Draai de contactsleutel naar stand II.
· Draai de verlichtingsdraaiknop (1) naar een
van de eindstanden.
· Draai het duimwiel (3) omhoog of omlaag
om de koplampen hoger of lager af te
stellen.
Auto's met Bi-Xenonkoplampen (extra) zijn
uitgerust met automatische koplamphoogtere-
geling, zodat het duimwiel (3) ontbreekt.
Stadslichten/parkeerlichten
vóór en achterlichten
U kunt de stadslichten/parkeerlichten vóór en
4 2
de achterlichten altijd inschakelen ongeacht de
stand van de contactsleutel.
· Draai de verlichtingsdraaiknop (1) naar de
middelste stand. Met de contactsleutel in
stand II staan de stadslichten/parkeerlichten
vóór en de achterlichten altijd aan. De
kentekenplaatverlichting wordt gelijktijdig
met de stadslichten/parkeerlichten vóór en de
achterlichten ingeschakeld.
Koplampen
Automatisch dimlicht
3501847m
Het dimlicht gaat automatisch aan, wanneer u
de contactsleutel naar stand II draait, behalve
wanneer de verlichtingsdraaiknop (1) in de
middelste stand staat. U kunt het automatische
dimlicht zo nodig in een erkende Volvo-
werkplaats buiten werking laten stellen.
Handmatig dimlicht
U kunt het automatische dimlicht zo nodig in
een erkende Volvo-werkplaats buiten werking
laten stellen.
· Draai de contactsleutel naar stand II.
· Draai de verlichtingsdraaiknop (1) rechtsom
naar de eindstand.
Groot licht
· Draai de contactsleutel naar stand II.
· Draai de verlichtingsdraaiknop (1) rechtsom
naar de eindstand.
· Haal de linker stuurhendel tot in eindstand
naar het stuur toe en laat de hendel vervol-
gens los (zie p. 43).
Mistlichten
N.B. De regels voor het gebruik van de
mistlichten verschillen van land tot land.
Mistlampen vóór
De mistlampen vóór (extra) zijn in te schakelen
in combinatie met het groot licht/dimlicht of de
stadslichten/parkeerlichten vóór en de achter-
lichten.
· Druk op de knop (2).
De LED in de knop (2) brandt, wanneer u de
mistlampen vóór hebt ingeschakeld.
Mistachterlicht
Het mistachterlicht is alleen in te schakelen
wanneer de koplampen branden wel of niet
gecombineerd met de mistlampen vóór (extra).
· Druk op de knop (4).
Het controlelampje voor het mistachterlicht op
het instrumentenpaneel en de LED in de
knop (4) branden, wanneer het mistachterlicht is
ingeschakeld.
Instrumentenverlichting
De instrumentenverlichting brandt, wanneer de
contactsleutel in stand II staat en de verlichtings-
draaiknop (1) in een van de eindstanden. De
verlichting wordt bij daglicht automatisch
gedimd en valt bij donker handmatig te regelen.
· Draai het duimwiel (5) omhoog of omlaag
voor een fellere of zwakkere verlichting.

Advertenties

loading