Opbouw en werking
5.8.1
Turbine-aansluiting op de tractorhydrauliek
72
Verwijder eventuele afzettingen van de turbineschoepen. Afzettingen
kunnen schade aan de lagers en onbalans veroorzaken.
Controleer de positionering van het zaaigoed voordat u met zaaien
begint en met regelmatige intervallen, op zijn minst tijdens het
bijvullen van alle zaaikouters van de zaaigoedtank.
Als de zaaigoedtransportwegen verontreinigd zijn, kan er verkeerd
gezaaid/gemest worden.
De tractor moet met de juiste hydraulische aansluitingen zijn uitgerust
om de hydraulische motor van de turbine te kunnen gebruiken (zie
hoofdstuk "Montagevoorschrift aansluiting turbine op de
tractorhydrauliek, op pagina 100).
Stel het toerental van de turbine (zie Afb. 63) in
•
op de stroomregelklep van de tractor (zie hoofdstuk "Stel het
turbinetoerental in via de stroomregelklep van de tractor, op
pagina 126).
of (indien niet beschikbaar)
•
op de drukbegrenzingsklep van de hydraulische motor (zie
hoofdstuk "Stel het turbinetoerental in met behulp van de
drukbegrenzingsklep van de machine, op pagina 126).
Stel het turbinetoerental zo in dat de AMATRON
mbar in de separatie aangeeft. Bij een 8-rijenmachine
(maïsinstelling) bedraagt het turbinetoerental ca. 3.900 1/min.
Afb. 63
Het toerental van de turbine verandert tot de hydraulische olie op
bedrijfstemperatuur is.
Bij de eerste inbedrijfstelling dient u het turbinetoerental te
corrigeren tot de bedrijfstemperatuur is bereikt.
Wanneer de turbine na langere tijd van stilstand opnieuw in bedrijf
wordt gesteld, wordt het ingestelde turbinetoerental pas bereikt
wanneer de hydraulische olie op bedrijfstemperatuur is.
GEVAAR
Het maximale turbinetoerental van 4.000 1/min. mag niet
worden overschreden.
+
een druk van 55
EDX 6000-T BAH0036-1 01.10