10.3
Beginnen met zaaien
EDX 6000-T BAH0036-1 01.10
Afb. 159
GEVAAR
•
Stuur personen uit de gevarenzone van de machine, in het
bijzonder uit het draaibereik van de machine-elementen, het
achterframe en de markeurs.
•
Bedien de regeleenheden van de tractor uitsluitend in de
cabine van de tractor.
1. Klap de machine-elementen uit (zie hoofdstuk "Klap de machine-
elementen en markeurs in/uit", op pagina 133).
Trek de machine bij het neerlaten van het achterframe iets naar
voren.
Rijd nooit achteruit als de zaaikouters in de grond zitten. De
zaaikouters kunnen daarbij verstopt raken.
Til de zaaikouters voordat u op het land stopt zo ver op dat deze net
uit de grond komen (gevaar voor verstopping).
2. Breng de turbine op het nominale toerental [zie hoofdstuk
"Turbine-aansluiting op de tractorhydrauliek", op pagina 72].
3. Als de functie "voordraaien" wordt geactiveerd (zie de
bedieningshandleiding van de AMATRON
van de separatietrommel met zaadkorrels afgesloten. Hierdoor
kan de benodigde luchtdruk zich opbouwen en worden gemeten.
Bij een afwijkende luchtdruk moet u controleren of alle boringen
met zaadkorrels zijn bedekt. Als dit niet het geval is, moet u de
machine-instellingen corrigeren.
4. Begin te rijden.
5. Controleer de benodigde luchtdruk (zie hoofdstuk "5.9.2", op
pagina 74) en corrigeer deze indien nodig zodra de boringen van
de separatietrommel met zaadkorrels zijn bedekt. Stel de
vereiste luchtdruk in door het wijzigen van het turbinetoerental
[zie hoofdstuk "Benodigde luchtdruk voor separatie", op pagina
74).
6. Corrigeer de inbrengdiepte en de korrelafstand van het zaaigoed
Werken met de machine
+
), worden de boringen
143