Inhoudsopgave
Advertenties
NL
Opmerkingen:
• De procedure voor controle van uitrichtingstelescopen is afhankelijk van het gebruik van een ELDS-eenheid
die gemonteerd is op een zeer stabiele en stevige montageconstructie. Probeer de uitlijning van een
uitrichtingstelescoop alleen te verifiëren op een ELDS-eenheid die gemonteerd is op de stevigste en meest
stabiele constructie die er is.
• Probeer uitrichtingstelescopen niet te controleren op ELDS-eenheden die gemonteerd zijn op constructies die
kunnen buigen of bewegen.
• Probeer deze procedure niet te gebruiken voor het aanpassen van de uitlijning van uitrichtingstelescopen. Als
een uitrichtingstelescoop deze uitlijningscontrole niet doorstaat moet hij worden teruggestuurd naar Senscient
om opnieuw te worden uitgelijnd.
Procedure:
1. Monteer de ELDS-uitrichtingstelescoop zorgvuldig op het uitlijnpunt van een ELDS-eenheid die gemonteerd is
op een zeer stevige en stabiele constructie.
2. Controleer zorgvuldig of het uitlijnpunt van de telescoop perfect contact maakt met het uitlijnpunt op de ELDS-
eenheid, en of alle klemmen goed vastgeklikt zijn.
3. Met de telescoop in de eerste positie richt u de ELDS-eenheid zorgvuldig uit zodat het dradenkruis van de
telescoop gecentreerd is op het lensvenster van de tegenoverliggende ELDS-eenheid. Vergrendel deze
uitrichting en controleer nogmaals of het dradenkruis gecentreerd is op het lensvenster van de
tegenoverliggende eenheid.
4. Draai de uitrichtingstelescoop zorgvuldig rond het uitlijnpunt met minimaal 90°, liefst 180°, en zorg hierbij dat
het uitlijnpunt van de telescoop perfect contact blijft maken met het uitlijnpunt van de ELDS-eenheid.
5. Met de telescoop in deze tweede positie, controleert u waarop het dradenkruis van de uitrichtingstelescoop nu
gericht is. Indien het dradenkruis binnen 5cm van het midden van het lensvenster van de tegenoverliggende
ELDS-eenheid ligt, is de uitlijning van de telescoop in orde en kunt u de telescoop blijven gebruiken.
6. Als het dradenkruis van de uitrichtingstelescoop na het draaien in de tweede positie meer dan 5cm van het
midden van het lensvenster van de tegenoverliggende eenheid ligt, is de uitrichtingstelescoop waarschijnlijk
niet meer goed uitgelijnd. In dat geval neemt u contact op met Senscient om de uitrichtingstelescoop terug te
sturen naar Senscient voor controle en heruitrichting. Een uitrichtingstelescoop NIET GEBRUIKEN als wordt
vermoed dat deze niet goed uitgelijnd is - dit leidt tot verkeerd uitgelijnde ELDS-systemen met verminderde
prestaties.
4.4
Uitrichtingsvereisten in een kanaal
De meeste ELDS-kanaalsystemen zijn ontworpen om te worden geïnstalleerd en "uitgericht" door simpelweg beide
helften van het systemen tegenover elkaar te monteren aan weerszijden van het kanaal. Uitrichting is niet nodig als
de kanaalwanden zo goed als parallel en stevig genoeg zijn zodat ze niet vervormen wanneer het ELDS-
kanaalsysteem erop gemonteerd wordt.
Om deze vereenvoudigde installatie mogelijk te maken hebben zender en ontvanger van een ELDS-kanaalsysteem
een breed zichtveld (≥ 6°), waardoor deze eenheden een tolerantie hebben voor parallelafwijkingen tot ±2,5° aan
beide kanten van het kanaal. Alles wat dan vereist is, is dat de optische middenlijnen van iedere helft van het
systeem tegenover elkaar liggen binnen ±25mm indien gemonteerd op de kanaalwand. Aan deze bescheiden
vereiste kan worden voldaan door normale constructiemethodes en gereedschappen te gebruiken zodat de
dradenkruizen op de montagesjablonen tegenover elkaar geplaatst zijn als ze gebruikt worden voor het boren en
snijden van de vereiste montagegaten.
79
Senscient ELDS™ / Rev 22
4 Installatie en inbedrijfstelling
Advertenties
Inhoudsopgave
