Onderhoud en stalling
Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig
strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is.
Als er zich brandstof in de tank bevindt, mag u de
machine niet opbergen in een gebouw waar
benzinedampen in contact met open vuur of vonken
kunnen komen.
Laat de motor afkoelen voordat u de maaimachine in
een afgesloten ruimte stalt.
Om brandgevaar te beperken dienen motor, geluid-
demper, accucompartiment en de brandstofopslag-
plaats steeds te worden vrijgemaakt van een overmaat
aan vet, gras en bladeren.
Controleer de graszak regelmatig op slijtage en
mankementen.
Versleten of beschadigde onderdelen vervangen ten
behoeve van een veilig gebruik.
Als de brandstoftank moet worden afgetapt, moet dit
buiten plaatsvinden.
Let op dat bij machines met meer maaimessen andere
messen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait.
Als u de machine parkeert, stalt of onbewaakt
achterlaat, het maaiwerktuig neerlaten, tenzij u een
betrouwbare mechanische vergrendeling gebruikt.
Geluidsdruk
Deze machine oefent een A-gewogen equivalente
continue geluidsdruk uit op het gehoor van de bestuurder.
De geluidsdruk bedraagt 87 dB(A), gebaseerd op
metingen bij identieke machines volgens procedures zoals
vastgelegd in Richtlijn 84/538/EEG.
Geluidsniveau
Deze machine heeft een geluidsniveau van 100 Lwa,
gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens
procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 84/538/EEG en
de wijzigingen daarvan.
Trillingsniveau
Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau op de
handen en de armen van 3,9 m/s
2
lichaam van 0,1 m/s
op basis van metingen bij identieke
machines volgens EN 1033 en EN 1032.
6
2
en op het gehele