10. Stuur iedereen weg uit de gevarenzone
tussen tractor en machine.
11. Rij met de tractor tot op een afstand van ca.
25 cm naar de machine.
De tractortrekstang moet in één lijn staan
met de koppelingspunten van de machine.
12. Schakel de aftakas van de tractor uit, trek
de handrem van de tractor aan, zet de
tractormotor af en trek de contactsleutel uit
het contactslot.
13. De cardanas op de aftakas van de tractor
bevestigen.
Houd de bedieningshandleiding van de
leverancier van de cardanas aan.
14. Sluit de voedingsleidingen van de tractor
aan (zie hoofdstuk "Overzicht –
voedingsleidingen tussen tractor en
machine").
15. De stekker (Afb. 74) van de oliekoeler in de
aansluitdoor in de tractorcabine steken.
16. De bescherming van de cardanas op de
tractor en de machine met kettingen tegen
meedraaien borgen.
Let op voldoende draaibereik van de
cardanas onder alle
bedrijfsomstandigheden.
De borgkettingen mogen niet door
bouwdelen van de tractor of de
machine gegrepen worden.
KG 4/5/6001-2 BAH0060-5 12.17
Machine aan- en afkoppelen
Afb. 73
Afb. 74
Afb. 75
83