Inhoudsopgave
Advertenties
3. Verbind de kabel van de gasbediening met de accu. Let erop dat het gaat over een wa-
terdichte schroefaansluiting die slechts in een positie kan worden gestoken en daarna
wordt vastgeschroefd.
7. Bediening
7.1 Accu en voedingseenheid
De accu is met high-performance lithium-ioncellen uitgerust. De cellen hebben een zel-
fontlading bij 20 °C van onder 1% per maand, een stabiele cyclus en geen memory-effect.
De lithium accu is in een omgevingstemperatuur van -20 °C tot +60 °C startklaar.
In de accu is een controller geïntegreerd die verschillende functies bevat om uw accu te
beschermen en te onderhouden. De controller beschermt de accu o.a. tegen diepteontla-
ding en overlading. U kunt de accu dus zonder problemen aan de acculader aangesloten
laten of hem volledig leeg varen.
Tijdens het laadproces regelt de controller die zich in de accu bevindt, de laadstroom.
De reële capaciteit van uw accu is onderhevig aan technische schommelingen. De capaci-
teit van de accu verandert ook in de loop van de tijd. Om de capaciteitsindicatie af te stel-
len, raden wij u aan de volledig geladen accu een keer per jaar bij gemiddelde snelheid
volledig leeg te varen.
De bijgevoegde voedingseenheid is aan de controller aangepast en laadt de accu van de
Ultralight in ongeveer 12 uur op. Als het laden in een hogere omgevingstemperatuur (> 35
°C) gebeurt, kunnen langere laadtijden voorkomen, omdat de controller met een tempe-
ratuurafhankelijke laadstroomuitschakeling is uitgerust. Die zorgt voor een voorzichtige
lading van de cellen. Om te laden verbindt u de voedingseenheid met het stroomnet. Trek
daarvoor de motorkabel aan de accu af en gebruik dezelfde contactdoos om te laden.
U kunt de accu zonder ontstoken gasbediening laden. Als de gasbediening met de accu
is verbonden, verschijnt in het bovenste veld van het display de actuele laadtoestand in
percent en „Charging" wordt aangegeven.
55
Advertenties
Inhoudsopgave
