Ontwerp
Voor de uitvoering en dimensionering van een ver-
warmingsinstallatie moet een nauwkeurige bereke-
ning van de benodigde verwarmingscapaciteit voor
het gebouw volgens EN 12831 worden uitgevoerd.
Daarnaast kan de warmtebehoefte aan de hand
van het bouwjaar en het gebouwtype worden
Ä op pagina 25 geeft de spe-
bepaald. De tabel
cifieke warmtebehoefte van een aantal gebouw-
typen bij benadering. Door deze waarde te verme-
nigvuldigen met het te verwarmen oppervlak wordt
het benodigde vermogen van de verwarmingsin-
stallatie bepaald.
Voor een nauwkeurige berekening dienen een
aantal zaken nader te worden bepaald. De trans-
missiewarmtebehoefte, de ventilatiewarmtebe-
hoefte en een toeslag voor het opwarmen van
drinkwater, vormen samen het verwarmingsver-
mogen dat maximaal door de verwarmingsinstal-
latie geleverd moet worden.
Om de transmissiewarmtebehoefte te kunnen
bepalen, moeten de oppervlakten van vloeren, bui-
tenwanden, ramen, deuren en het dak bekend zijn.
Verder moeten gegevens beschikbaar zijn m.b.t.
het gebruikte materiaal, waarmee de verschillende
warmtedoorgangscoëfficiënten (de zogenaamde
U-waarden) kunnen worden bepaald. Tenslotte
moeten ook de ruimtetemperatuur en de genor-
meerde buitentemperatuur, de laagste buitentem-
peratuur die gemiddeld in een jaar wordt bereikt,
bekend zijn. De formule voor het bepalen van de
transmissiewarmtebehoefte is Q=A x U x (t
moet voor alle ruimte-omsluitende vlakken indivi-
dueel worden berekend.
Bij de ventilatiewarmtebehoefte wordt rekening
gehouden met het aantal keren dat de opge-
warmde omgevingslucht binnen door koude bui-
tenlucht wordt vervangen. Behalve de kamer- en
de genormeerde buitentemperatuur zijn het
volume van de ruimte V, het luchtverversingsgetal
n en de specifieke warmtecapaciteit c van lucht
nodig. De formule hiervoor is: Q=V x n x c (t
Een geschatte toeslag voor de levering van heet
water per persoon is volgens VDI 2067: 0,2 kW.
Gebouwtype
Energieneutraal huis
Lage energie woning, bouwjaar 2002
Volgens warmte-isolatierichtlijn 1995
Nieuwbouw met bouwjaar ca. 1984
Gedeeltelijk gesaneerd, bouwjaar voor 1977
Ongesaneerd, bouwjaar voor 1977
Ontwerpvoorbeeld
n
Als uitvoeringsvoorbeeld is gekozen voor een
woonhuis met 150 m
warmtebehoefte van ca. 35 W/m
vijf personen in het huis. Het benodigd verwar-
mingsvermogen is 5,3 kW. Bij een drinkwater-
toeslag van 0,2 kW/persoon ontstaat een
benodigd verwarmingsvermogen van 6,3 kW.
Afhankelijk van de gebruikte energie, is daar-
naast nog een toeslag noodzakelijk om reke-
ning te houden met eventuele spertijden. De
dimensionering en het berekenen van het biva-
lentiepunt van de warmtepomp is grafisch
weergegeven in het specifiek op de voorver-
warmingstemperatuur afgestemde verwar-
mingsvermogendiagram van de warmtepomp
(in het voorbeeld 35 °C voor een vloerverwar-
ming). Als eerste worden het benodigd verwar-
mingsvermogen bij de genormeerde buiten-
temperatuur (per locatie verschillende, laagste
temperatuur van het jaar) en de verwarmings-
grens gemarkeerd. In het verwarmingsvermo-
gendiagram (Afb. 10) wordt de aan de buiten-
temperatuur gerelateerde warmtebehoefte
vereenvoudigd weergegeven als rechte lijn
tussen de verwarmingslast en het begin van
het verwarmen. Het snijpunt van de rechte lijn
met de nominale verwarmingsvermogenscurve
wordt met een loodlijn op de x-as bepaald,
zodat hier de temperatuur van het bivalentie-
punt kan worden afgelezen (in het voorbeeld
ca. -3 °C). Het minimale vermogen van de 2e
-t
) en
warmtebron is het verschil in verwarmingslast
R
A
en het maximale verwarmingsvermogen van
de warmtepomp op deze dagen (in het voor-
beeld is het benodigde vermogen voor het
afdekken van piekbelastingen ca. 3 kW).
-t
)
R
A
2
woonoppervlak en een
2
. Er wonen
Specifiek verwarmingsvermogen
in W/m
2
10
40
60
80
100
200
25