A
UTOMATISCHE OPNAMESTAND
Bracketing
In deze stand maakt de camera een belichtingstrapje van drie opnamen. Elke opname wordt met een
iets andere belichting gemaakt, zodat later de beste kan worden uitgekozen. Belichtingstrapjes zijn
alleen geschikt voor statische onderwerpen. De bracketing-stand wordt ingesteld in het menu van de
automatische opnamestand (blz. 38) of de basic-sectie van de het menu van de multifunctionele
opnamestand (blz. 56). In de stand superfijn (blz. 41) is bracketing niet mogelijk.
De volgorde van de bracketing-reeks is: normale belichting, onderbelichting en overbelichting. Het
verschil tussen de opnamen kan worden ingesteld op 0,3, 0,5 of 1,0 LW (lichtwaarde, blz. 53). Hoe
hoger de waarde, des te groter is het verschil in belichting tussen de opnamen.
Over
Normaal
Onder
Nadat de bracketing-stand in het menu werd geko-
zen verschijnt er een menu waarin de de variatie-
1
grootte kan worden ingesteld. Gebruik de link/rechts-
toetsen (1) van de stuurknop om de gewenste
waarde in te stellen. Druk op de centrale toets (2)
om de instelling vast te leggen. De ingestelde
waarde blijft van kracht totdat de transportstand
wordt veranderd. Wilt u de variatiegrootte verande-
2
ren, kies dan opnieuw de bracketing-functie in het
menu.
select
enter
44