6.
Monteer de filterbus met de hand totdat de
pakking contact maakt met het montagevlak en
draai deze vervolgens nog
Injectors ontluchten (Fig. 41)
Opmerking: Deze procedure mag uitsluitend worden
toegepast als het brandstofsysteem is ontlucht met
behulp van de normale ontluchtingsprocedures en de
motor niet start; zie Brandstofsysteem ontluchten,
blz. 24.
1.
Haal de laadbak op (indien aanwezig) en plaats
de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken
hefcilinder om de bak omhoog te houden.
2.
Draai de leidingconnector naar spuitmond nr. 1 en
de houder los (Fig.41).
1. Brandstofinjectors (3)
3.
Druk langzaam het gaspedaal in tot het volledig
in de SNEL-stand staat.
4.
Draai het contactsleuteltje op START en bekijk
hoe de brandstof om de connector stroomt. Draai
het sleuteltje op UIT wanneer u een
ononderbroken straal ziet.
5.
Draai de leidingconnector goed vast.
6.
Herhaal stappen 1-4 op spuitmonden nr. 2 en 3.
Vuil verwijderen uit het koel-
systeem van de motor (Fig. 42)
Verwijder dagelijks het vuil uit de omgeving van de
motor. Vaker reinigen bij vuile omstandigheden.
1.
Verwijder de radiatorkap.
2.
Zet de motor af. Verwijder grondig al het vuil dat
zich rond het motorgedeelte bevindt.
1
⁄
slag verder.
2
Figuur 41
3.
Verwijder het scherm van de voorkant van de
radiator.
4.
Open de reinigingsdeur van het radiatorscherm
aan de linker onderzijde van de radiator en
verwijder al het vuil van de bodem van de inlaat
van de radiator.
5.
Reinig de radiator grondig met water of perslucht.
1
1. Radiatorscherm
2. Reinig de deur
Motorkoelvloeistof verversen
(Fig. 43)
1.
Parkeer het voertuig op een horizontaal
oppervlak.
Wanneer de motor heeft gelopen en de
radiatordop wordt verwijderd, kan er onder druk
staande hete koelvloeistof ontsnappen. Dit kan
brandwonden veroorzaken. Laat de motor
minstens 15 minuten afkoelen of totdat de
radiatordop zover is afgekoeld dat u deze kunt
aanraken zonder uw hand te branden.
2.
Haal de laadbak op (indien aanwezig) en plaats
de laadbakbeveiliging op de uitgetrokken
hefcilinder om de bak omhoog te houden.
3.
Verwijder de doppen van de radiator en de
reservetank.
41
2
Figuur 42
VOORZICHTIG
1