Bedieningsorganen - Toro Workman 3300-D Gebruikershandleiding
Verberg thumbnails
Zie ook voor Workman 3300-D:
- Gebruikershandleiding (64 pagina's) ,
- Gebruikershandleiding (41 pagina's) ,
- Gebruikershandleiding (60 pagina's)
Inhoudsopgave
Advertenties
Bedieningsorganen
Gaspedaal (Fig. 17)—Het gaspedaal biedt de
bestuurder de mogelijkheid het motortoerental en de
rijsnelheid van het voertuig te regelen als de ver-
snelling is ingeschakeld. Als u het pedaal intrapt,
verhoogt u het motortoerental en de rijsnelheid.
Als u het pedaal laat opkomen, vermindert u het
motortoerental en de rijsnelheid.
2
1. Gaspedaal
2. Koppelingspedaal
3. Rempedaal
Koppelingspedaal (Fig. 17)—Het koppelingspedaal
moet volledig worden ingetrapt om te ontkoppelen als
u de motor start of schakelt. Laat het pedaal soepel
opkomen als u hebt geschakeld om onnodige slijtage
van de versnelling en andere bijbehorende onderdelen
te voorkomen.
Houd uw voet van het koppelingspedaal
Belangrijk
tijdens het gebruik. U moet het koppelingspedaal
volledig laten opkomen omdat anders de koppeling zal
slippen hetgeen wrijving en slijtage veroorzaakt.
Gebruik nooit het koppelingspedaal wanneer u het
voertuig op een helling laat stoppen. Hierdoor kan
schade aan de koppeling ontstaan.
Rempedaal (Fig. 17)—Met het rempedaal kunt u de
serviceremmen inschakelen om het voertuig tot
stilstand brengen of de snelheid verminderen.
VOORZICHTIG
Versleten of verkeerd afgestelde remmen kunnen
lichamelijk letsel veroorzaken. Als de vrije slag van
de rempedalen tot de vloer van het voertuig minder
dan 2,5 cm bedraagt, moeten de remmen worden
afgesteld of gerepareerd.
3
Figuur 17
Schakelhendel (Fig. 18)—Trap het koppelingspedaal
volledig in en zet de schakelhendel in de gewenste
stand. Het schakelpatroon staat hieronder afgebeeld.
R = achteruit
1
1 = Eerste versnelling
2 = Tweede versnelling
3 = Derde versnelling
Zet de transaxle niet in de achteruit- of
Belangrijk
vooruitstand, tenzij het voertuig stilstaat. Hierdoor kan
schade aan de transaxle ontstaan.
Terugschakelen vanuit een te hoge versnelling kan
ertoe leiden dat de achterwielen slippen waardoor de
kans bestaat dat u de controle over het voertuig
verliest, en de koppeling en/of transmissie schade
oploopt. Schakel soepel om te voorkomen dat
versnellingen slijten.
Differentieelgrendel (Fig. 18)—Hiermee kan de
achteras worden vergrendeld om de tractie te
verbeteren. De differentieelgrendel kan in werking
worden gesteld terwijl het voertuig in beweging is.
Beweeg de hendel naar voren en naar rechts om de
grendel in te schakelen.
Opmerking: Om de differentieelgrendel in- of uit te
schakelen moet het voertuig in beweging zijn en een
flauwe bocht maken.
WAARSCHUWING
Als u een bocht maakt met ingeschakelde
differentieelgrendel, kunt u de controle over het
voertuig verliezen. Schakel de differentieelgrendel uit
als u scherpe bochten maakt of bij hoge snelheid
werkt. Zie Differentieelgrendel gebruiken, blz. 31.
20
Schakelpatroon
VOORZICHTIG
Advertenties
Inhoudsopgave
