Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

De Instellingen Van De Automatische Flitsmodus Die Door De Camera Wordt Geregeld; Ttl-Flitsmodus; Lineaire Flitsmodus (Hss); Stroboscoop-Flitsmodus Met Systeemcompatibele Flitsapparaten - Leica S Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

DE INSTELLINGEN VAN DE AUTOMATISCHE FLITSMODUS DIE
DOOR DE CAMERA WORDT GEREGELD
Nadat het gebruikte flitsapparaat is ingeschakeld en het gebruikte flitsap-
paraat op de geschikte modus voor TTL-bedrijf is geplaatst, moet daartoe
aan de Leica S
1. voor elke flitsopname eerst de belichtingsmeting door licht indrukken
van de ontspanknop worden ingeschakeld; dat wil zeggen: de weer-
gave in de zoeker moet overgeschakeld zijn op de sluitertijden of de
lichtschaal. Als dit door te snel en in één keer volledig indrukken van
de ontspanknop wordt verzuimd, zal het flitsapparaat eventueel niet
worden geactiveerd.
2. de gewenste belichtingsmodus, respectievelijk de gewenste sluitertijd
en / of diafragma, worden ingesteld. Let daarbij op de kortste flits-
synchronisatie-tijd, omdat deze bepaalt of er een 'normale' opname-
flits of een HSS-flits wordt gegeven.

TTL-flitsmodus

Het volautomatische (dat wil zeggen: door de camera geregelde) gebruik
van de TTL-flits staat met de Leica S met systeemcompatibele flitsappara-
ten en bij alle belichtingsmodi van de camera ter beschikking. Bovendien
is een automatische ophelderings-regeling actief. Om steeds een uitgeba-
lanceerde verhouding tussen flits- en omgevingslicht te garanderen, wordt
het flitsvermogen bij toenemende omgevingslichtsterkte eventueel met
maximaal 1
EV verminderd (ophelderings-flitsen). Maar als de actuele
2
3
helderheid een kortere sluitertijd dan de synchronisatietijd vraagt (
bij spleetsluiter,
s bij objectieven met centrale sluiting) of deze
1
1000
handmatig wordt ingesteld, wordt een systeemcompatibel flitsapparaat
door de camera automatisch overgeschakeld naar de lineaire-flitsmodus
(HSS, zie volgend gedeelte). Bovendien geeft de Leica S de ingestelde
gevoeligheid en diafragma door aan het flitsapparaat. Daarmee kan het
flitsapparaat, in zoverre het zulke weergaven bezit, zijn actieradius-weer-
gave automatisch overeenkomstig aanpassen.
Aanwijzingen:
• De instellingen en functies die in de volgende hoofdstukken zijn
beschreven, hebben alleen betrekking op de Leica S en systeemcom-
patibele flitsapparaten.
• Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie beïnvloedt uitsluitend
de meting van het omgevingslicht! Wanneer u in de flitsmodus gelijktij-
dig een correctie van de TTL-flitsbelichtingsmeting wenst (parallel of
tegengesteld), moet u deze extra (op het flitsapparaat) instellen!
• Meer informatie over de flitsmodus, vooral in combinatie met andere,
niet speciaal op de Leica S afgestemde flitsapparaten, evenals de
verschillende modi van de flitsapparaten, vindt u in de betreffende
handleiding.
LINEAIRE FLITSMODUS HSS (HIGH SPEED SYNCHRONIZATION)
Het volautomatische (dat wil zeggen: door de camera geregelde) gebruik
van de lineaire flits staat met de Leica S met systeemcompatibele flitsap-
paraten (zie pagina 39), met alle sluitertijden en bij alle belichtingsmodi
van de camera ter beschikking. Hij wordt door de camera automatisch
geactiveerd, als de geselecteerde of berekende sluitertijd korter is dan de
synchronisatietijd; dat wil zeggen: ≤
1
ingesteld flitsapparaat vereist deze omschakeling geen verdere acties van
s
de fotograaf.
1
125
STROBOSCOOP-FLITSMODUS MET SYSTEEMCOMPATIBELE FLITS-
APPARATEN
Deze flitsmethode, waarbij gedurende een belichting meerdere flitsen na
elkaar worden afgegeven, is mogelijk met alle belichtingsmodi van de
camera. Met de modi P en A stelt de camera automatisch de voor gese-
lecteerd flitsaantal en –frequentie vereiste sluitertijd in. Als de vereiste
sluitertijd vanwege het omgevingslicht een overbelichting veroorzaakt,
wordt dit weergegeven door een lichtschaal. Met de modi m en T wordt
een korte sluitertijd aangegeven door het knipperen van de tijdsweergave
in de zoeker en in het afdekkap-display. De belichtingscompensatie kan
in dergelijke gevallen plaatsvinden door het veranderen van flitsaantal en
/ of –frequentie en / of diafragma en / of sluitertijd (met m en T). Voor
een geslaagde stroboscoopopname waarbij bijvoorbeeld meerdere fasen
van een bewegingsproces op een afbeelding worden vastgehouden, zijn
het werkbereik van het flitsapparaat, het flitsaantal, de afstand en natuur-
lijk het diafragma van beslissend belang. Informatie daarover vindt u in de
handleiding van het betreffende flitsapparaat.
Aanwijzing:
Met de HSS-flitstechniek ontstaan kleine reikwijdtes.
NL
s bij spleetsluiter. Bij correct
180
41

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave