BELICHTINGSMETING
NL
BELICHTINGSMEETMETHODEN
De Leica S biedt drie verschillende belichtingsmeetmethoden.
De functie instellen
1. In het menu, gedeelte
, het punt
CAMERA
2. in dit submenu de gewenste variant
Spotmeting -
Voor de spotmeting wordt uitsluitend het midden van het beeldveld
gemeten en geëvalueerd. Het gebied wordt aangeduid met een cirkel
het midden van het matglas. In de Live View-modus is de spotmeting
verbonden met de autofocusmeting. Dat wil zeggen: verplaatsen van het
AF-meetpunt heeft ook invloed op het spot-meetveld.
Centraal georiënteerde meting -
Deze meetmethode houdt rekening met het gehele beeldveld, de in het
midden waargenomen objectdelen bepalen de belichting echter veel
sterker dan de randbereiken.
Meerveldsmeting -
Deze meetmethode baseert zich op de registratie van vijf meetwaarden.
Eén wordt in een veld in het beeldmidden gemeten, de vier anderen in de
omliggende velden. De vijf meetwaarden worden in een algoritme bere-
kend dat aan de situatie is aangepast, wat resulteert in een belichtings-
waarde die is afgestemd op de passende weergave van het veronder-
stelde hoofdobject.
1
De cirkel is niet bij alle matglas-varianten aanwezig.
30
BELICHTINGSREGELING
De vier belichtingsmodi programma-automaat (
diafragma-automaat (
de Leica S met het achterste instelwiel geselecteerd:
De modus instellen
1. Lang op het instelwiel drukken (≥ 1 s)
selecteren en
Exp. Metering
• In het afdekklep-display vervangt de groot weergegeven kenletter
van de ingestelde modus de gangbare weergave. Driehoeken links
en rechts wijzen op de verdere instelling.
2. Instelwiel draaien (alle vier modi zijn in beide richtingen bereikbaar)
• In het afdekklep-display verschijnt weer de gangbare weergave,
zonder verdere bedieningsstap na korte tijd (circa 2 s), respectie-
1
in
velijk kort als u de ontspanner tot het drukpunt indrukt. De instel-
lingen van sluitertijd en diafragma realiseert u door het achterste
instelwiel en / of het sluitertijd-/instelwiel te draaien. In beide
gevallen zijn ook halve stappen mogelijk.
De instelling van de sluitertijd (bij
sluitertijd-/instelwiel, van het diafragma steeds met het achterste instel-
wiel. In beide gevallen zijn ook halve stappen mogelijk.
In de fabrieksinstelling geeft het instelwiel naar rechts draaien kleinere
diafragmawaarden, naar links grotere. Dit kan desgewenst worden omge-
keerd.
De functie instellen
1. In het menu, gedeelte
selecteren en
2. in dit submenu
• Er verschijnt een volgend submenu.
3. In dit submenu de gewenste draairichting selecteren
Voor volledige veiligheid tegen abusievelijk veranderen van modus,
sluitertijd, diafragma enzovoort kunt u de functie van beide wieltjes
buiten werking stellen; dat wil zeggen: draaien en drukken leidt dan in de
opnamemodus niet tot andere instellingen.
De functie instellen
1. In het menu, gedeelte
2. in dit submenu
• Bij
verschijnt het betreffende symbool in het afdekklep-display,
On
maar bij de Live View-modus ook op de monitor
), tijdautomaat (
),
P
A
) en handmatige belichtingsregeling (
) worden op
T
M
T
en
M
) vindt steeds plaats met het
, het punt
SETUP
Customize Controls
Rear Wheel Direction
, het punt
selecteren en
SETUP
Keylock
of
Off
On
PROGRAMMA-AUTOMAAT - P
Belichtingstijd en objectiefdiafragma worden automatisch gevormd aan
de hand van het omgevingslicht en traploos tussen 125 s en
respectievelijk
⁄
s bij gebruik van de centrale sluiter in enkele Leica
1
1000
S-objectieven en tussen open diafragma en kleinste diafragma van het
betreffende objectief.
Weergaven in de zoeker en in het afdekklep-display
–
voor de geselecteerde belichtingsmodus en
P
– de automatisch geregelde sluitertijd- en diafragmawaarden.
Aanwijzingen:
• Als tegelijkertijd de automatische gevoeligheidsinstelling is geactiveerd
(
), wordt het regelbereik van de programma-automaat groter.
AUTO ISO
Evenwel wordt de sluitertijd ook bij volledig geopend diafragma pas
boven de waarde uit verlengd, die door de in het menu geselecteerde
1/f
1
-instelling is vastgelegd, als de hoogst ingestelde gevoeligheid is
bereikt.
• Bij zeer weinig licht of bij extreme helderheid kan het voorkomen, dat
het beschikbare sluitertijden-bereik voor de geselecteerde diafragma-
waarde niet voldoet. In dergelijke, uiterst zeldzame gevallen verschijnt
in de zoeker een waarschuwingssymbool voor onderbelichting (eventu-
eel ook als waarschuwing voor onder het meetbereik gaan, zie daartoe
'Onder het meetbereik gaan'), of een waarschuwingssymbool voor
overbelichting. Een correcte belichtingsmeting is dan niet meer moge-
lijk.
1
Geldt in gelijke mate voor
⁄
,
⁄
f en
⁄
f
1
1
1
f
2
4
⁄
s,
1
4 000