2.
Controleer de brandstofleidingen en verbindingen elke
400 uur of jaarlijks, afhankelijk van hetgeen zich het
eerst voordoet.
3.
Tap water of ander vuil in het brandstoffilter dagelijks af.
a.
Plaats een schone opvangbak onder het
brandstoffilter.
b.
Draai de aftap-duimschroef aan de zijkant van het
brandstoffilter los en druk op het injectiepompje
totdat een onafgebroken straal brandstof in de
opvangbak loopt.
c.
Draai de aftapschroef dicht.
4.
Vervang het brandstoffilter wanneer de circulatie van de
brandstof wordt beperkt, om de 400 bedrijfsuren of
jaarlijks, afhankelijk van hetgeen zich het eerst voordoet.
MOTORKOELSYSTEEM
1.
Verwijder dagelijks het vuil van de oliekoeler, de radiator
en het achterscherm. Reinig vaker wanneer de
omstandigheden smeriger zijn.
a.
Schakel de motor uit, maak de vergrendelingen voor
van de motorkap los en open de motorkap.
Verwijder alle vuil dat zich rondom de motor
bevindt.
b.
Verwijder de knoppen waarmee het achterscherm
aan het frame is bevestigd en verwijder het frame
(Afb. 31).
c.
Haal de oliekoeler aan de hendels omhoog en kantel
hem achterover. Reinig beide zijden van de
oliekoeler, de radiator en de achterkant van de motor
met behulp van perslucht.
d.
Kantel de oliekoeler terug in positie en plaats het
achterscherm.
e.
Doe de motorkap dicht en sluit de vergrendelingen.
2.
Bescherm het koelsysteem altijd met een 50/50 mengsel
bestaande uit water en ethyleenglycol antivries.
GEBRUIK NIET ALLEEN WATER IN HET
KOELSYSTEEM.
a.
Haal de slangverbindingen om de 100 uur aan.
Vervang eventuele versleten slangen.
b.
Tap het koelsysteem om de 800 uur af en spoel het
schoon. Voeg antivries toe.
28
Afbeelding 29
1.
Oliefilter
Afbeelding 30
1.
Brandstoffilter
2.
Aftapplug
3.
Injectiepompje
Afbeelding 31
1.
Oliekoeler
2.
Radiator