Gebruik een 50/50 mengsel van water en ethyleenglycol
antivries. GEBRUIK NIET UITSLUITEND WATER OF
KOELVLOEISTOF OP ALCOHOL-
/METHANOLBASIS.
HET BIJVULLEN VAN DE
BRANDSTOFTANK
Ben voorzichtig met het bewaren of werken met
diesel omdat het brandbaar is. Rook niet tijdens het
bijvullen van de brandstoftank. Vul de brandstoftank
niet bij als de motor nog heet is, draait, of als de
machine in een afgesloten ruimte staat. Vul altijd
brandstof bij in de open lucht en verwijder eventuele
gemorste dieselbrandstof voordat de machine gestart
wordt. Bewaar de brandstof in een schone,
goedgekeurde tank met een goed afsluitende dop.
Gebruik dieselolie uitsluitend voor de motor; niet
voor enig ander doel.
1.
Verwijder de tankdop (Afb. 5).
2.
Vul de tank tot circa 2
de vulpijp met dieselbrandstof Nr. 2. Doe de vuldop weer
op zijn plaats terug.
DAGELIJKSE CONTROLE VAN HET
HYDRAULISCH SYSTEEM
Het oliepeil dient aan de pijltjes op het kijkglas gelijk te staan
(Afb. 6) als de warme olie wordt gepeild. Als de olie koud is
zal het peil ca. 64 tot 127 mm onder de pijltjes staan.
DAGELIJKSE CONTROLE VAN HET
CONTACT MESSENKOOI-SNIJPLAAT
Er moet licht contact zijn tussen de messenkooi en de
snijplaat over de gehele lengte. Zie de handleiding van uw
maai-eenheid voor instructies betreffende het uitvoeren van
afstellingen.
DAGELIJKSE CONTROLE VAN DE
BANDENSPANNING
Voor normale toepassingen en maai-omstandigheden kunnen
als bandenspanning aangehouden worden: 90 kPa vóór en 103
kPa achter. Indien de grasmat natter of droger is dan normaal,
12
GEVAAR
1
/
cm (1 inch) onder het begin van
2
Afbeelding 4
1.
Expansietank
Afbeelding 5
1.
Radiatordop
2.
Dop brandstoftank
Afbeelding 6
1.
Pijlmarkeringen kijkglas