Als het contactslot in stand 0 terug gezet wordt en daarna direct weer in stand 1 gedraaid gaat het
betreffende controlelampje opnieuw branden.
Voor verdere startpogingen eerst onderzoeken wat de oorzaak van de storing is aan de hand.
Het controlelampje gaat bij de volgende start uit.
Ondanks automatische stopinrichting elke 8 tot 15 draaiuren oliepeil controleren.
Noodstart
Wanneer de motor naar aanleiding van een storing of naar aanleiding van een te lage smeeroliedruk
automatisch gestopt is, kan de motor, onder aanvaarding van het ontstaan van grotere schaden, in
noodgeval gestart worden.
Dit kan noodzakelijk zijn, wanneer de machine op een kritieke plaats tot staan gekomen is
(spoorwegovergang of kruising).
Daartoe volgende maatregelen nemen:
– Bovendeksel resp. zijdeksel "2" demonteren.
– Daarvoor geschikt gereedschap b.v. schroevendraaier
achter noodstarthefboom "2" zetten en met een
krachtige ruk naar buiten de verzegeling "3" tussen
noodstarthefboom en motorblok verbreken.
– Zodra de noodstarthefboom in stand start staat, kan de
motor weer gestart worden.
N.B.
Door gebruikmaking van de noodstart hefboom wordt de automatische beveiliging buiten werking
gesteld en vervallen alle aanspraken op garantie.
Daarom dient een noodstart alleen in echte noodgevallen en dan slechts gedurende een zeer korte tijd
gebruik gemaakt te worden.
In ieder geval moet, wanneer mogelijk, vóór de noodstart het oliepeil gecontroleerd worden, daar bij
een onvoldoende oliedruk de motor binnen de kortste keren "total loss" is.
Onmiddellijk na een noodstart, de oorzaak van de storing opzoeken en verhelpen.
Zonodig contact opnemen met de "HATZ" organisatie.
1401
B(E) serie dieselaandrijving
Pompunit met dieselmotor aandrijving
7.39