Inhoudsopgave
Advertenties
B(E) serie dieselaandrijving
6.3
Opstarten
De pomp moet voor het opstarten stil staan.
WAARSCHUWING
Terugstromende vloeistof bij een stilstaande pomp mag niet tot een tegengestelde
draairichting van de pomp leiden. Daardoor kunnen o.a. de draairichting-
afhankelijke mechanische asafdichtingen beschadigd worden.
Als deze situatie kan voorkomen moet ter preventie een terugslagklep of een
afsluiter in het leidingwerk zijn aangebracht.
Opmerking
Tijdens het ontluchten van de zuigleiding ("aanzuigen") tot het moment dat de pomp vloeistof verpompt
moet er zo min mogelijk tegendruk in de persleiding aanwezig zijn. Hierdoor wordt de pompunit sneller
ontlucht.
1. Start de pompmotor.
Opmerking
De diesel aangedreven pompunit moet bij een koude start met een minimaal toerental worden
opgestart. Als de dieselmotor op bedrijfstemperatuur is, kan het toerental worden opgevoerd tot het
gewenste toerental. Op deze manier worden de leidingen rustig gevuld.
2. In het geval van een by-pass leiding de afsluiter van de by-pass leiding sluiten als de pomp druk
opbouwt.
3. Controleer het aanzuigen van de vloeistof (vacuüm).
WAARSCHUWING
Indien tijdens het opstarten een vibratie optreedt, de pomp onmiddellijk stoppen en
de oorzaak verhelpen alvorens opnieuw opgestart mag worden.
WAARSCHUWING
Om schade aan de pomp te voorkomen is het van belang dat de pomp niet langer
dan 5 minuten droog draait.
4. Controleer het toerental van de pomp.
5. Controleer de persleiding en de asafdichting op lekkage.
6. Controleer de pomp op goede werking.
GEVAAR
De pomp nooit gedurende langere tijd met een gesloten persafsluiter laten draaien.
Pompen aangedreven door een motor met een vermogen groter dan 11 kW (14,7 Hp)
mogen nooit met een gesloten persafsluiter draaien. Er bestaat kans op
explosiegevaar. Een ontoelaatbare opwarming van de vloeistof kan tot
beschadiging van de pomp leiden.
Pomp algemeen
6.2
1401
Advertenties
Inhoudsopgave
